1 september #schrijversgevang #monty
Een volstrekt vijandige omgeving. Oorlogsgebied. Of juister: een jungle, want een oorlog heeft regels, althans in theorie. Een speelplaats niet. Kinderen zijn een wreed ras, dat ongehinderd door ethiek of moraal plundert, vernielt, geweld pleegt. Fysiek en verbaal. Beesten zijn het, die volgens een simpele hiërarchie van anciënniteit en brutaliteit regeren met de wet van de sterkste. Een apenrots. Waar wie goed van inborst is, zwijgt als de zwakste de kop wordt ingeslagen, omdat hij anders de volgende klappen vangt. En waar we alles leren over sociaal gedrag dat ons later ver kan brengen: de basiswetten van intimidatie en hielenlikkerij, de macht van het getal, de veiligheid van de onzichtbaarheid. Blend in and be safe. Lessen in lafheid. Aangeleerd door het besef dat conformisme aan de norm de beste levensverzekering is. Elke schooldag een illustratie van de kracht van de leugen en de onmacht van de waarheid, die er zelden in slaagt zich boven de stem van de massa te verheffen.
Ik hoorde er niet bij. Ik was het kind dat anders was. Kleiner. Jonger. Voorlijk. Het meisje dat een jongen was. Boeken las. Meer van opera hield dan van MTV. Madonna niet kende, wegens geen televisie thuis. En ook nog eens de foute ouders had. Die opkwamen tegen racisme, ook nog na Zwarte Zondag. Kortom: ik was, toen al, de linkse intellectuele queer-kunstenaar waarvoor ik vandaag nog elke dag word uitgescholden. Omdat dezer dagen heel Vlaanderen een speelplaats is, waarop wij allen zonder gêne schelden op wat anders is. Of vreemd. En afwijkt van de norm. Geen betere voorbereiding op de autoritaire angststaat van vandaag dan een schoolplein in de jaren ’80.
Ik dank u, schooltijd, voor de wonderlijke, warme weerbaarheid die je me leerde. Zonder jou zou ik nooit zijn wie ik ben, en schrijven wat ik schrijf. Uit elke dictatuur groeit dissidentie. Dus elk jaar denk ik op 1 september, liefdevol: “Ge kunt ze kussen. Allemaal.”