cultuur/natuur
Als een waanzinnige duikt de kat in de stapel DSWeekbladen. Klauwt zich een weg door het nieuws van de afgelopen weken en glijdt dan daarna skateboardgewijs op een ingekaderde ets van een berg weekendkranten af. Om meteen daarna zijn nagels in de volgende hoop te zetten en die even bezeten uiteen te rijten.
Wat scheelt hem toch, mijn anders o-zo-tamme-zitzak-kater? Als ik hem kordaat op zijn rechten wijs (alles mag, maar aan boeken & kranten wordt niet geraakt), grist hij iets uit de krantenbak en deinst blazend achteruit. Tussen zijn tanden piept een muis.
Dilemma. Wat nu? Want hoe wreed ook, dit is zijn natuur.
(zegt de vrouw die gisteren een verdrinkende fruitvlieg uit het melkkannetje viste, met een waterdruppel haar vleugels afspoelde tegen het plakken, en haar nadien op een stuk keukenrol te drogen legde om na een half uur opgelucht vast te stellen dat ze weggevlogen was)
Ondertussen jaagt de kat de doodsbange muis tussen de kunstboeken door; paniekerig rent het diertje van fictie naar poëzie en terug, terwijl de kat haar telkens even platslaat om haar dan weer te laten ontkomen. En plots besef ik dat ik een perfect excuus heb om tussen te komen: er wordt niet gekrabd in de bibliotheek. Het verzamelde werk van Magnum redt de muis het leven – met luide stem jaag ik de kat weg. Die is helaas sneller is dan ik; een hap en hij heeft de muis te pakken.
Dan gaat het snel: trap af, luikje door, naar de tuin. Zijn terrein. Twijfelend blijf ik staan. Boven kan ik me beroepen op cultuur, maar dit is natuur. Bovendien: te doen met de halfdode muis? Doodslaan, of reanimeren? Natuur, besluit ik, en ik keer kat en muis de rug toe.
Nog anderhalf uur speelt hij met zijn prooi. Een eindeloze marteling. Elke keer als ik door het raam kijk, zie ik de muis opspringen tegen de tuinmuur, op zoek naar een uitgang die er niet is, wachtend op hulp die niet komt. Anderhalf uur. Waarna hij de muis toch afmaakt en haar lijkje demonstratief voor het kattenluik neerlegt. Alsof hij wil zeggen: ‘Buiten zal altijd de wet van de jungle heersen. Heel uw beschaving: tot hier niet verder.’
Intussen ruim ik boven de rommel op en herschik de stapel weekbladen. Vanop een van de opengereten covers kijkt een Syrisch jongetje mij aan. Het tijdschrift is al maanden oud. Een paar weken geleden won Paul Hansen met een foto van een ander dood kind, in Gaza, de World Press. Congratulations, kopte de organisatie nogal smakeloos boven het beeld op zijn FB-site. Intussen gaat het geweld in Syrië rustig door. Iemand schrijft er een stuk over, zoals ik over de muis, en we kijken rustig weg. Misschien reikt onze beschaving niet eens tot het kattenluik.