D O O R E M A N over De Geverniste Zeerovers van Willy Vandersteen

‘Men zegt dat Conscience zijn volk leerde lezen, maar de laatste vier generaties is het volgens mij toch Willy Vandersteen. Ik geloof oprecht dat strips leesbevorderend zijn, alleen al omdat ze een intro zijn in papier. Tv blijft toch een kijkkast met een zekere afstandelijkheid, terwijl strips je meenemen in een besloten wereld. Ik vrees dat die prikkeling van de fantasie wegvalt, nu kinderen minder strips lezen.’

‘Er zijn honderden Suskes en Wiskes, waarom net De Geverniste Zeerovers? Voornamelijk sentiment. Als ik als kind bij een van mijn lievelingstantes logeerde, dook ik meteen de kast in waar die strip lag. Hij is al zo oud, van ‘58, net zoals ikzelf. Zodra ik kon lezen, heb ik mij altijd in dat boek teruggevonden.’

‘Als publicatie in de krant heette het trouwens De Zonnige Zageman. Dat is erg frapant; ik ben zelf wel speels maar ik heb ook een heel sombere kant, dus ik kan me daar wel in vinden. En zo’n urk als hoofdfiguur is ook niet evident; dat zou nu vast niet meer mogen van de marketing. Want “wie wil er nu lezen over een zageman?”’

De Geverniste Zeerovers – Het exemplaar van Gert Dooreman

MIDLIFECRISIS

‘Op elke leeftijd ontdekte ik iets anders in het boek: de kinderlijke fantasie, de tekenstijl, de moraal. Maar toen ik veertig was besefte ik plots: dit gaat over zijn midlifecrisis!’

‘Ik heb meteen mijn vriend Erik Meynen, ook een groot Vandersteenliefhebber, gebeld: ‘Zou dat kunnen? Hoe oud was hij toen?’ Oké, dat is allemaal Hineininterpretierung, maar toch. Neem nu de scène waarin Lambik zich ontdubbelt. Er komt een houten Klaas tevoorschijn, Limbak, en Lambik begint meteen te bakkeleien met zijn alter ego. Wat zou Freud daarvan zeggen? En hoe kom je op zo’n idee? Je maakt een strip voor kinderen, maar schrijft over een urk van een vent die zich ontdubbelt en met zichzelf in conflict komt.’

‘Zijn dochters kennen hem vooral als een gesloten man, die weinig over zichzelf sprak. Vandersteen, de goede katholiek en de harde werker. Zijn vrienden kennen hem als een ware levensgenieter. Volgens mij heeft hij onbewust de conflicten binnen zichzelf in die scripts gestoken, en kon hij in zijn stripfiguren dingen kwijt die hij in zijn persoonlijk leven niet kon uiten.’

‘Nu is het bon ton dat een tekenaar een graphic novel maakt over zijn gevecht met het leven, maar dat waren de jaren ’50. Die generatie van mijn ouders blokte alle tegenslagen in het leven gewoon af: niet flauw doen, voortdoen. Zoals Vandersteen. Hard werken en succes behalen, dat was belangrijk. Psychologie kwam niet aan bod. Maar Vandersteens gevoelswereld zit in zijn strips; in zijn verhalen valt heel veel te lezen over de psyche van de tekenaar. Alleen is daar nooit zoveel aandacht aan geschonken, terwijl er over Hergé hele studies zijn verricht.’  

‘Volgens mij heeft Lambik een depressie, die teneur loopt door in De Duistere Diamant. Een opeenvolging van verhalen over mensen die hun zin in het leven verliezen. Omdat rijkdom niet gelukkig maakt – wie de diamant heeft, verliest zijn vrolijkheid. Zelfs de talisman die gelukkig maakt, kan hem niet helpen.’

‘Lambiks schip heette in de originele versie de IKAL 1. De ik-alleen. Dat wijst er toch allemaal op dat die vent zich niet meer goed voelt bij de anderen en daarom naar een eiland vertrekt. Ook niet evident voor die tijd. Hoe noemt men dat vluchtgedrag nu weer? Onthaasting. Dat bestond toen nog niet.’

MORALIST

‘Vandersteen wordt vaak een moralist genoemd, en dat is natuurlijk waar. Mijn kinderen vinden dit boek waarschijnlijk oersentimenteel, met al dat gedoe over goede wil. Als adolescent heb ik daar ook hard mee geworsteld; je begint die katholieke moraal erin dan erg bedenkelijk te vinden. Maar hij neemt wel standpunten in die je doen nadenken. Veel meer dan bijvoorbeeld Hergé.’

‘Vroeger vond ik dat ook klef, tot ik dacht: wat is die man moedig om in zo’n verhaal dat puur entertainment is toch meer te willen meegeven. Dat heeft me voor hem gewonnen. En als je zelf kinderen krijgt, ga je dat ook anders bekijken, want plots moet je morele standpunten innemen. Hen zeggen wat kan en wat niet. Vroeger dacht ik: ieder zijn  ding. Maar mijn standpunten over bv. drugs zijn veel strenger nu dan toen ik zelf 18 was; je wil toch niet dat ze ten onder gaan aan drank en drugs?’

VLAAMS

‘De moralisten van zijn eigen tijd vonden zijn strips trouwens verwerpelijk; dit mocht je niet aan kinderen geven, alleen al omwille van het slechte Nederlands. Dat is ook zo’n discussie die altijd terugkomt: dat Vlaams is mooi, maar ook gewoon fout. Later heeft hij zijn taal wel bijgeschaafd.’ (Dooreman vergelijkt even de twee uitgaves.) ‘Kijk: “tegenwringen” is hier al “dwarsliggen” geworden. Jammer, want wringen is wel sappiger.’

‘Maar ik wil Vandersteen niet verdedigen als toonbeeld van Vlaamse couleur locale. Voor je het weet staat de NV-A hiermee te zwaaien; ik mag er niet aan denken dat alles wat ik zeg koren op de molen van het nieuw Vlaams appel is. Want het is wel allemaal heimat en zo, maar hij brengt zijn figuren ook naar het buitenland. Dus begrijp me zeker niet verkeerd: dit is geen pleidooi voor de Vlaams-katholieke moraal van de jaren ’50! Vandersteens moraal is die van een scout: wie goed doet voor een ander, etc., maar het is helemaal niet eigen volk eerst en zo.’

VRIJHEID

‘Hij is ook gewoon heel grappig. Kamagurka mag absurde humor zijn, maar dit zit ook vol vondsten die alleen iemand zonder remmingen kan bedenken. Zoals hier: Lambik wordt weggeschoten, blijft even hangen –‘Van alle slingerplanten is deze de sympathiekste’ – en valt dan toch: ‘Maar van al mijn schoenen is dit paar het grootste.’ Dat vind ik echt grappig, dat is licht absurd. In Kuifje zit zelden een goeie grap. Ja, ze lopen tegen elkaar op. Duh!’

‘Er is ook een strook waarop alle woorden met een V beginnen… hier:  ‘Vrijbuiters vooruit vreselijk voorbereidend vuurgevecht voor volledige veldslag.’ De vrijheid die de vent Vandersteen daarmee vangt. Prachtig!’

‘De vrijheid die hij zijn fantasie gunt, is sowieso ongelofelijk. Als je dit scenario zou uitschrijven, ontbreekt er tussen twee prenten vaak een hele logica. Maar als je dat leest, werkt dat probleemloos. Lambik ontploft en staat daar met zijn kleren in flarden, en op de volgende prent is alles weer heel. Je kan in een strip iemand niet naar een winkel sturen om een nieuwe broek, en het moet ook niet.’

‘Kijk, hier schiet hij met een kanon een magneet weg, dan denk ik waar haalt hij die magneet? Hij staat er gewoon ineens mee in zijn handen, dat weegt ook niks, en op de volgende prent is ze ineens twee keer zo groot als toen hij ze nog vasthad.’

‘De mooiste scene is misschien die waarin Lambik worstelt met een stoel, die door het vernis levend is geworden. Daarna moeten ze die reanimeren. Hoe kom je erbij?! Maar hij maakt wel fouten, want die stoel wordt slap en  later smijten ze die van een rots en dan versplintert die. Dan denk ik: iets dat slap is, breekt niet. Dat is dan mijn kritische geest. Maar het is fijn dat iemand die zelfcorrectie niet doet; als iemand zichzelf die vrijheid kan gunnen en het kind in zich zo kan laten leven, is dat fantastisch. Perfect in zijn imperfectie, vind ik dat. Ik vind het al fijn dat ik mezelf erop kan corrigeren dat ik dat niet meer wil corrigeren.’

‘Daarom is logisch dat ik niet in strips ben doorgegaan, al heb ik echt lang die droom gekoesterd. Maar ik vrees dat ik die naïviteit niet kan opbrengen;  ik ben te kritisch, ik wil alles wat niet klopt veel te graag oplossen en juist zetten. Daarom ligt vormgeving en typografie mij beter, dat neigt veel meer naar de perfectie.’

‘Eén keer heb ik nog getwijfeld: jaren geleden is mijn vriend Erik Meynen door de Studio’s Vandersteen aangesproken om de oorspronkelijke geest van Vandersteen er weer in te blazen. Die speelse moraal. Dat geestige. Toen hebben we samen gefantaseerd rond het idee om nog eens één top Suske & Wiske te maken, buiten de reeks, niet gebonden aan de jeugd van nu, maar helemaal in onze retrogeest, met de teletijdmachine terug naar 1950. Een opwindend idee, maar het is er nooit van gekomen.’ 

DE AUTEUR: de Breugel van het beeldverhaal of een zwaar onderschat striptalent? “Het enige waar jij goed in bent, is tekenen en opstellen schrijven, maar daar kan je later nooit je brood mee verdienen!” voorspelden zijn leraren. Het draaide anders uit.
HET BOEK: kinderstrip of zelfanalyse? Gepubliceerd in De Standaard in 1957 onder de titel ‘De zonnige zageman’
VERSCHENEN IN: 1958
WILLY VANDERSTEEN, De geverniste zeerovers – Standaard Uitgeverij, 48 p.’s, prijs afhankelijk van editie

Thomas Mann, James Joyce en Marcel Proust hebben hun plaats in de literaire hemel al veroverd. Elke week vraagt DSL aan een overtuigde lezer wie een plek naast hen verdient. Gert Dooreman is illustrator, boek- en afficheontwerper; velen kennen hem als de vaste typograaf van Tom Lanoye, voor wie hij ook het Boekentorengedicht maakte. In 2009 verscheen de monografie
D O O R E M A N, een bundeling van zijn werk.