De cel is de hel – Sébastien van malleghem #ds #XL-versie

21/09/2015, DS –

‘Journalistieke fotografie moet mensen de realiteit tonen die ze niet willen zien,’ vindt fotograaf Sébastien Van Malleghem. Dus richtte hij zijn camera op het leven achter de gevangenismuren, een deel van de samenleving dat we liever niet zien. Drie jaar lang deelde hij de cel van gedetineerden in 12 Belgische gevangenissen. In Wallonië, Brussel en Vlaanderen, bij mannen en vrouwen, langgestraften en geïnterneerden. Het leverde geen fraai beeld op van de Belgische justitie.  

Voor Police liep je jarenlang mee met de politie, nu dook je de gevangenis in. Wat trekt je zo aan in justitie?

‘Het concept geweld fascineerde me al als student; ik wilde graag oorlogsjournalist worden, maar daar had ik het geld en de ervaring niet voor. Dus besloot ik in eigen land te beginnen, met iets wat ik kende. Zo is Police ontstaan, het eerste deel van mijn trilogie over de Belgische justitie. Prisons is de logische voorzetting van dat verhaal; ik wilde weten hoe het verder ging met de mensen die opgepakt werden, waar ze terecht kwamen.’

‘Gevangenissen zijn het taboeplaatsen waar iedereen over praat, maar die niemand echt kent en waar we via televisie en media een vaak erg geromantiseerd beeld van hebben. Maar kloppen die clichés wel met de realiteit? Dat wilde ik onderzoeken. Ik wilde de gevangenis openbreken, achter die muren kijken. En om eerlijk te zijn: ik was behoorlijk geschokt door de toestand van de gevangenissen in een land dat mij rechtvaardigheid en menselijkheid heeft bijgebracht.’

Hoe somber ook, je toont een zeer menselijk beeld van de gevangenis.

‘Daar was het mij om te doen: ik wilde nagaan wat opsluiting doet met mensen, hoe het hen ontmenselijkt. Wat ze gedaan hadden, heb ik hen nooit gevraagd; het ging me niet om hun misdaad, maar om de sanctie die wij hen als maatschappij opleggen. Wat is dat, gevangenisstraf?’

‘De volle impact heb ik pas gevoeld toen een cipier in Beveren mij acht uur lang opsloot in mijn cel omdat ik hem gevolgd was naar een vleugel waar ik niet mocht komen. Die deur slaat dicht, je hoort de voetstappen buiten, de stemmen door de luidsprekers die de nummers van de gedetineerden afdreunen… heel beklemmend allemaal. Je kan niet eens een raam open zetten, alleen wat gaatjes opschuiven waar frisse lucht doorheen komt. Ook naar buiten kijken, een horizon zien, kan niet. En je verliest meteen alle privacy; de cipiers kunnen jou wel op elk moment bekijken door het kijkgat in de deur, zonder dat je daar enige controle over hebt. Meteen voelde ik een drang om te ontsnappen. Mensen zijn niet gemaakt om achter tralies te zitten. En dan moest ik me nog geen zorgen maken over andere dingen, zoals het contact met andere gedetineerden.’

Die ervaring heeft je blik bepaald, zeg je. Net als je gesprekken met gedetineerden en cipiers.

‘De gedetineerden wilden wel praten, de cipiers bleken veel geslotener. Pas toen ik hen buiten de gevangenis sprak, ontdooiden ze; veel verhalen over corruptie en omgebogen regels bleken te kloppen. De cipiers zitten vast tussen twee vuren: de gedetineerden, voor wie ze moeten zorgen, en de administratie met al regeltjes die op het terrein vaak onwerkbaar zijn. Ook zij zoeken ‘ontsnappingsroutes’: als al je opties zijn afgegrendeld door formulieren en verplichtingen, is het is menselijk daaraan te proberen ontsnappen.’

 

‘Zo mogen ze bijvoorbeeld niet weten waarvoor een gedetineerde vastzit, maar je wil een seriemoordenaar toch niet in één cel zetten met iemand anders? Dus moeten ze het wel weten.’

‘Gevangenen checken elkaar trouwens ook op Google: die weten verdomd goed wie wie is. Natuurlijk zijn gsm’s verboden, maar iedere directeur weet dat ze er zijn. Net als drugs. Wie geld heeft, kan alles krijgen in de gevangenis.’

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft België al meermaals veroordeeld voor de toestand van onze gevangenissen. Is het echt zo erg?

‘Overbevolking, corruptie, vuiligheid – het is allemaal waar. Veel gevangenissen dateren van voor de Tweede Wereldoorlog. Het is er smerig, er lopen ratten rond. In zo’n omgeving wordt niemand een beter mens. En psychologische begeleiding is er al helemaal nauwelijks.’

‘Stel het je voor: twee, drie mannen op 9 m2, met één toilet per cel en twee keer douchen per week. Privacy is er niet, en als de ene koffie wil zetten, krijgt de ander het op zijn zenuwen van het geborrel van het water. Vaak spreken ze niet eens een gemeenschappelijke taal en toch moeten ze samenleven in zo’n microkosmos. Anderen vertalen wel, maar tegen betaling. Want in de gevangenis is geen enkele gunst gratis: elk gevoel van generositeit is er verdwenen. Wie zomaar iets doet voor een ander is zwak, die kan je pakken. Het is geen plek voor teddyberen, maar er zitten ook veel jongens die even de weg kwijtgeraakt zijn in hun leven, maar één misstap hebben begaan, en daar nu moeten zien te overleven tussen al die andere vreemde mensen.’

‘Vaak kon ik de temperatuur aflezen aan de toestand op de binnenkoer. In Oudenaarde mocht ik daar rustig fotograferen; dat is een sociale gevangenis waar ze elk jaar een bbq houden op dat plein. Maar in sommige gevangenissen gaan de cipiers zelfs de binnenplaats niet op, want “wolven en schapen moet je niet mengen.” Waarbij ze met de schapen zichzelf bedoelen. Als er een vechtpartij uitbreekt, wachten ze tot de gewonde naar de deur gebracht wordt en bellen dan de ambulance. 70 gedetineerden, 5 cipiers… ze kunnen gewoon niet tussenkomen, de kans op een gijzeling is te groot. Kalmeert het niet, vragen ze hulp aan de politie. Maar die zijn ook onderbemand, dus dan is het wachten op de Federale Reserve. Tegen de tijd dat die er zijn, in gevechtsuitrusting, zijn er al uren voorbij.’

In je boek vertelt een cipier dat hij lastige gevangenen laat ‘kalmeren’ door zware jongens.

‘Dat soort intimidatie komt voor. Net zoals joints getolereerd worden om gevangen rustig te houden. Of vrienden samen op cel gezet worden omdat ze dan minder problemen maken, terwijl ze elkaar eigenlijk niet mogen spreken. In een overbevolkte, oude gevangenis kan je geen strenge regels hanteren, daar moeten cipiers ‘creatief’ zijn. Vlaamse gevangenissen zijn meestal wel socialer en strikter, maar ze zijn dan ook vaak nieuwer en netter. Dat helpt.’

‘Ook corruptie komt voor; de lonen van de cipiers zijn niet hoog genoeg om dat te voorkomen. Bovendien kiezen de meesten niet uit goesting voor de job; ze gaan gewoon voor werkzekerheid. Het verbaasde mij ook dat ze maar zes maanden opleiding krijgen, met weinig aandacht voor de psychologische aspecten van de zaak. De rest leren ze op het terrein.’

‘Maar de overheid kent de problemen. Misschien kreeg ik daarom wel toestemming voor deze reportage; de Federale Overheidsdienst Justitie liet mij verstaan dat de beelden vooral niet in mijn schuif mochten blijven liggen. Alsof ze wilden dat ik de pijnpunten zou tonen, in de hoop dat er iets zou veranderen.’

‘Dat is trouwens één van de mooie dingen van België, dat de persvrijheid ons hier toelaat te gaan kijken in de gevangenis of bij de politie. Zonder censuur. Waar ik ging, was ik vrij om te werken. Niemand heeft mij ooit gezegd wat ik wel en niet mocht tonen, niemand heeft mijn foto’s nagekeken of geselecteerd. Maar sommige gevangenissen weigerden me wel categoriek de toegang. Lantin bijvoorbeeld, waar alle gedetineerden schande van spreken. Het schijnt dat de ratten daar zo groot zijn als katten.’

Je fotografeerde ook in een vrouwengevangenis. Is er een wezenlijk verschil?

‘Dit gaat heel clichématig klinken, maar toch wel. Vrouwen behouden meer waardigheid. Ze decoreren hun cellen, dragen make-up, gaan naar de kapper; ze zorgen beter voor zichzelf, dat is fijn om te zien. Een omgeving met enkel mannen en uniformen, dat is toch primitiever.’

‘Met vrouwen werken was dan weer moeilijker voor mij. Ze blijven meer in groep, keren zich van je af… je moet echt hun vertrouwen weten te winnen. Met mannen is het heel simpel: ze proberen je te intimideren, en als ze zien dat je genoeg ballen hebt om met de zware jongens te praten, is het klaar. Maar eens je aan het praten bent, geven vrouwen zich helemaal bloot; mannen proberen je veel meer te manipuleren, en spelen vaker het slachtoffer.’

‘Sommigen zijn echt meesters in manipulatie, je gaat hun cel buiten met het gevoel dat je hen moet helpen, voor hun zaak moet pleiten. Dan moet je even afstand nemen en denken: stop. En allemaal proberen ze wel iets van je gedaan te krijgen: daar moet je meteen paal en perk aan stellen als journalist. Dat kan je je niet veroorloven. Het enige wat je kan doen, is hun verhaal over de muren tillen.’

Maakt een gevangenis mensen tot betere mensen?

‘Integendeel. Gevangenisstraf is geen goede stap naar herintegratie. De straf is vrijheidsberoving. En we moeten die mensen uit de maatschappij halen, zodat ze geen gevaar meer vormen. Oké. Maar terwijl ze hun tijd uitzitten, kunnen we hen toch nuttig inzetten? Hen laten werken en met hen werken om ze beter te maken? Straftijd zou een soort rehab moeten zijn, maar daar is natuurlijk geld voor nodig en dat is er niet. Het hele gerechtelijke systeem hapert, rechtbanken verdrinken in dossiers, pro deo advocaten worden niet betaald, …’

‘Er is ook onvoldoende psychologische hulp, terwijl dat de essentie is. Het is zoals met kinderen: als je straft zonder uit te leggen waarom, doen ze het nadien opnieuw. Iemand in de hoek zetten volstaat niet. Nu hangt alles af van de gedetineerde: die gasten moeten zelf de klik maken en beseffen dat ze daar met een reden zitten en zich moeten herpakken, werken, lezen, sporten om fit te blijven. Maar daar moet je sterk voor zijn, anders blijf je zitten met de demonen in je hoofd en ben je verloren. Vaak durven ze ook hun cel niet uit uit angst voor de anderen, en glijden ze af in drugs en videospelletjes. Het is een moeilijk evenwicht:  wie te zacht is, krijgt klappen van de anderen, wie te hard is, wordt aangepakt door de administratie.’

‘De stress en de onzekerheid maakt die jongens zijn kwetsbaar en gevaarlijk tegelijk. Dat zie je ook aan hen, daarom fotografeer ik zo graag ogen en gezichten. Omdat je de huid, de tattoos, de blik, vaak hun hele leven kan aflezen.’

Heb je voorstellen voor verbetering?

‘Ik denk dat we gevangenen vooral weer als mensen moeten gaan beschouwen. Voor ik hieraan begon had ik Foucault’s boek over gevangenissen gelezen, Surveiller et punir, waarin hij zegt dat onze moderne gevangenissen eigenlijk nog altijd volgens hetzelfde model werken als de middeleeuwse, alleen zijn de fysieke straffen vervangen door psychologische. Dat klopt helaas.’

‘Een gevangenis zou een gemeenschap moeten zijn, een soort dorp met een hek errond, waar die mensen samenleven en waarin ze een zekere autonomie en verantwoordelijkheden hebben. Zodat ze kunnen functioneren. Eigenlijk zouden we geval per geval moeten bekijken hoe ze kunnen bijdragen aan het systeem terwijl ze ervan uitgesloten zijn. Maar dat kost natuurlijk geld. Nu zijn gedetineerden nummers, dat is makkelijk.’

‘Vorst bijvoorbeeld is een soort machine, waar gedetineerden doorgesluisd worden. Maar het zijn mensen, we moeten hen als individuen zijn. Die persoonlijke benadering zou trouwens veel jobs kunnen creëren. In Gent doen de gevangenen onderhoudsklusjes; ideaal, want er zitten daar veel schilders en metselaars. Dat potentieel kunnen we gebruiken. We zouden ook dieren kunnen houden in de gevangenis, artistieke programma’s organiseren: zorgen dat mensen hun eigenwaarde terugkrijgen.’

Hoe reageert Minister van Justitie Koen Geens op je boek?

‘Hij is als advocaat vaak in de gevangenis geweest, dus hij kent en erkent de problemen, maar er is geen geld. Al zijn er stappen in de goede richting. Er is bijvoorbeeld sprake van een proefproject voor methadonverstrekking aan verslaafde gevangenen die een weekend met verlof gaan. Daar komt natuurlijk meteen protest tegen, maar je moet wel werken met die gasten en je krijgt iemand niet op één dag van de heroïne af.’

‘Seks is ook zoiets: veel gevangenen faken een relatie met een prostitué die dan op intiem bezoek komt. Nu is dat gefoefel, het zou ook een dienst kunnen zijn; het zou veel druk van de ketel nemen als die gasten een normaal seksleven zouden hebben. Maar het blijft een groot taboe: spreek over geld, gevangenissen en seks en de goegemeente krijgt een infarct. Terwijl we daar in deze eeuw toch over zouden moeten kunnen praten. Intiem bezoek blijft sowieso problematisch; die kamertjes zijn zo ongezellig. Je komt daar binnen als man of vrouw en treft je partner supergeil aan, zonder tijd om te praten, zonder omkadering. Dat is allemaal niet erg menselijk, toch?’

‘Of de taalproblemen: een Franstalige die in Vlaanderen wordt opgepakt, gaat hier de cel in. Steek die toch in een Franstalige gevangenis, waar hij zich kan uitdrukken. Of geef hem de kans fatsoenlijk Nederlands te leren. Maar al die dingen vragen organisatie en geld dat er niet is. Het zou sowieso helpen als gevangenen dichter bij huis opgesloten werden, zodat ze hun gezin vaker kunnen zien. Die jongens hebben net iets vreselijks gedaan, daar kan je ze niet mee alleen laten. Niemand kan op zijn eentje een misdaad verwerken. En je bent nergens zo fundamenteel alleen als in de gevangenis. Er zijn wel open vleugels, ze kunnen praten met elkaar, maar in je cel ben je alleen met die muren, de demonen in je hoofd en dat slot op de deur.’

Wat je hebt teruggebracht, is geen vrolijk beeld.

‘We zien vandaag al zo vaak een opgesmukte versie van de werkelijkheid. De wereld op onze iPhones is net en conventioneel, de censuur neemt toe, zelfs de pers wordt met oogkleppen op rondgeleid. Er is steeds meer controle op hoe we kijken. Ik wil de realiteit blijven tonen. Ook de donkere kant, niet uit voyeurisme of uit miserabilisme, maar omdat die mij nu eenmaal oprecht boeit. Veel mensen zien Prisons en zeggen meteen: jaja, maar niet alles in de gevangenis is zo triest. Dat is waar, er zijn ook goede dingen, maar kunnen we nu even hiernaar kijken, deze realiteit erkennen en erover nadenken? Ik blijf een utopist, ik hoop zo toch nog dingen te kunnen veranderen, ook al besef ik dat de wereld daar te groot en te fucked up voor is.’

Wat deed al die somberheid met jou?

‘Ik bleef toekijken zolang ik kon. Ik fotografeer vanuit mijn empathie, een onderwerp moet mij raken, anders kan ik geen goede beelden maken; ik ben Google streetview niet, ik ben betrokken bij mijn onderwerp. Het oog en hart moeten op één lijn staan, zei Cartier Bresson. Dat klopt, maar dat is superzwaar. Toen ik dat portret maakte van die man met de schaduw van de tralies op zijn gezicht, wist ik dat het op was. Dat alles gezegd was. En dat ik dringend moest ademen, want als fotograaf absorbeer je alles wat je hoort en ziet, je slaat het op in je hersens en het blijft daar jaren zitten; sommige dingen gaan nooit meer weg.’

‘In 2012 ging ik met een vriend naar Noorwegen, een artist’s residence op een klein eilandje waar niets spannends te fotograferen viel. Het maakte me supernerveus, ik was compleet opgefokt. Toen vroeg onze gastvrouw hoe ik me voelde na alles wat ik had gezien. Niemand had me dat ooit al gevraagd. Het was een bom in mijn hersens. Ik besefte dat ik helemaal fucked up was, dat ik niet meer kon genieten van de kleine dingen van het leven, van blije mensen in het park, van boodschappen doen, maar alleen nog voor mijn werk leefde en even donker aan het worden was als mijn foto’s. Mijn hoofd echt één grote puinhoop: ik had net Police gemaakt, dan Prisons, tussendoor de naweeën van de oorlog in Libië en de junkies in Berlijn…’

‘Later zei mijn vriend dat hij me nog nooit zo gelukkig gezien had als in Noorwegen. Ik vond dat vooral melig, ik wilde verder met mijn werk. En dus vertrok ik opnieuw naar Berlijn. Daar is er iets geknapt. Gelukkig besefte ik het: dat ik, als ik geen totally fucked up person wilde worden, dringend iets moest veranderen.’

‘Intussen heb ik van veel collega’s hetzelfde gehoord. Veel fotografen hebben PTSD, en grijpen naar drank, drugs, vrouwen. Ik begrijp dat volkomen. Je raakt ook verslaafd aan het geweld, aan de spanning. Ik ook: als ik niet aan het fotograferen was, zocht ik het in videospelletjes en in films. Ik praatte er onlangs nog over met collega-fotograaf João Silva, die zijn beide benen kwijtraakte in Afghanistan. Hij zei dat je tijdig moet beseffen wat er aan het gebeuren is. En de balans voor jezelf moet vinden.’

‘Dat evenwicht heb ik nu gevonden in North Road. Een reeks zonder verhaal, niet journalistiek, gewoon fotograferen, omdat ik dat graag doe: mensen, landschappen. En die beelden durven te tonen. Daar de ballen voor hebben. Maar ik merk dat ik ook daar de extremen opzoek: extreem noordelijk, extreem weer, volle zomer, volle nacht, ijskoud. Nooit tussenin. Dat boeit me gewoon minder.’

‘Eigenlijk is North Road  voor mij moeilijker dan Prisons, het ligt meer buiten mijn comfortzone. In conflictsituaties voel ik me op mijn gemak: ik ben opgegroeid in een moeilijke gezinssituatie, ik ken die taal, ik weet hoe het werkt. In een stille omgeving freak ik.’

Gelukkig is er straks het derde deel van je drieluik.  Banditisme.

‘Ik hoop dat ik het rondkrijg, dat wordt de moeilijkste. Bij justitie was het een hoop gedoe met regels en administratie, dit is de jungle. Geen emails, telefoonnummers die elke week veranderen, alleen maar last minute afspraken…’

‘Of dat veilig is? Het is een beetje zoals oorlogsfotografie: als je te jong bent, kan je omkomen en als je te oud bent, ben je misschien te zelfzeker. Het is een kwestie van maturiteit. Ik werk al zes jaar rond justitie, ik ben er nu wel klaar voor, denk ik.’

Je hebt Prisons uitgegeven bij André Frère Editions, een grote uitgever voor fotografie. Maar dat kon alleen als een deel van de kosten betaald via crowdfunding. Vind je dat niet problematisch?

Prisons is geen bestseller die straks overal onder de kerstboom ligt; daar zien we liever coffeetable-books met luchtfoto’s of poezen en paarden. Ik begrijp dat het niet evident is budget te vinden voor zo’n boek. De gouden tijden van de fotografie waar iedereen het altijd over heeft, hebben maar heel even bestaan; boeken publiceren is altijd moeilijk geweest, zelfs in de tijd van Cartier-Bresson.  Dus als crowdfunding een oplossing is, doen we dat. Want ik wil absoluut boeken blijven maken. 8 pagina’s in een krant zijn prachtig, maar het blijft een glimp van het verhaal; alleen in een boek komt het werk van drie jaar samen.’

‘Je moet ook niet teveel zeuren over die moeilijke omstandigheden. Of alleen thuis tegen je lief. Bedenk een oplossing en doe verder. Je hebt maar één leven, in die tijd moet het gebeuren. Op een dag loopt de wekker af en ben je er niet meer. Ik wil niet sterven voor ik genoeg heb gedaan.’

Sébastien Van Malleghem, Prisons, André Frère Editions, 39, 50 euro.

Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.