de verrechtsing van de media #oneworld
09/11/2018, OneWorld — De Nederlandse site One World publiceerde recent een stuk over de verrechtsing van de media. Journaliste Selma Franssen onderzocht hoe het in Vlaanderen gesteld is, en vroeg een aantal Vlaamse journalisten of zij gelijklopende tendenzen vaststellen. Verrechtst de media effectief, en waaraan ligt dat?
Hoe het gesteld is met de Nederlandse media kan je hier nalezen.
Het zusterstuk over de situatie in Vlaanderen vind je hier.
Mijn uitgebreide reactie op haar vragen vind je hieronder:
Of de media rechtser zijn geworden, is een complexe vraag die teruggaat tot de ontzuiling en de opkomst van commerciële televisie. Zeker is dat de concurrentie harder is geworden, en dat mediamakers, nu iedereen in dezelfde vijver vist, proberen nieuwe lezers/kijkers te winnen door een breed segment aan meningen te bedienen. Doordat de samenleving is verrechtst, zijn dat vaak/vaker rechtse meningen. De ideologische verschillen tussen de kranten en tijdschriften zijn ook significant kleiner geworden: dat een opiniemaker als Maarten Boudry regelmatig publiceert in zowel De Standaard, De Morgen als Knack maakt heel duidelijk hoe dicht ze bij elkaar liggen. Verder kan je er, zeker ook voor het televisienieuws, niet omheen dat de toon simplistischer is geworden, en in alle media werd het buitenlands nieuws minder belangrijk (en zich grotendeels tot Europa beperkt) en het culturele nieuws commerciëler – ook dat is ‘verrechtsing’, in de zin dat het tegemoet komt aan een populistisch discours. En een ‘sexy kop’ boven een stuk is vaak een polariserende kop.
De hele schaal is opgeschoven, net zoals dat in het politieke landschap is gebeurd: wat vroeger rechts heette, is tegenwoordig het centrum, en wat vroeger links heette, heet nu algauw activisme.
Daarnaast valt het niet te ontkennen dat de hele schaal is opgeschoven, net zoals dat in het politieke landschap is gebeurd: wat vroeger rechts heette, is tegenwoordig het centrum, en wat vroeger links heette, heet nu algauw activisme. Ook wat ‘zegbaar’ is, is sterk veranderd: uitspraken die Vlaams Belangers vroeger nauwelijks in publiek durfden te doen, worden nu schaamteloos getwitterd door zittende politici. En vaak overgenomen in kranten of op televisie. Hetzelfde geldt voor rechts-populistische theme-setting: denk maar aan het recente opstootje over de naamsverandering van de kerstmarkt in Brugge, oud en fake news dat door Theo Francken via Twitter de wereld ingestuurd werd, en klakkeloos werd overgenomen door VTM. Een rechtzetting volgde nauwelijks, en pas nadat het nieuws breed was overgenomen. Idem dito met de berichtgeving over vrouwenuurtjes in zwembaden, die ten onrechte als een eis van de moslimgemeenschap werden beschreven. Al even ondenkbaar was het dat de VRT tien jaar geleden bokser Freddy De Kerpel als enige expert zou opgevoerd hebben bij de verkiezingen in Brazilië. In zijn commentaar schaarde hij zich ongegeneerd achter het beleid van Bolsenaro en verklaarde de mensenrechten overbodig (“Voor misdadigers zijn er geen rechten nodig, die maken we gewoon af. De mensen horen dat graag. Dat horen ze ook bij ons graag”.) en racisme in Brazilië onbestaande; de journaliste kwam niet tussen en stelde geen kritische vragen. Dat gebeurt naar mijn gevoel steeds vaker in politieke interviews: al te vaak mogen politici hun beleid gewoon toelichten, zonder wederwoord of kritische vraagstelling. De relatie met de politici moeten goed blijven.
Ook de terreurberichtgeving is goed voorbeeld van ‘verrechtsing’: de media hebben de obsessie met binnenlandse veiligheid overgenomen van de populistische partijen. Maar niet alleen de hoeveelheid pagina’s die eraan besteed worden, is disproportioneel; al te vaak wordt iets al een aanslag of een verijdelde aanslag genoemd nog voor het onderzoek afgerond is. Dat doet de Duitse pers bijvoorbeeld totaal anders. En vergelijk de berichtgeving rond de auto op de Meir (moslim) maar eens met die over de man die op Twitter dreigde een stel homo’s af te knallen op de Gay Pride (blank, extreemrechtse dader). Afgelopen jaar schreven zowel David Van Reybrouck als ik een opinie met de vraag ernstig na te denken over hoe we omgaan met de berichtgeving over terreur, maar tot een dialoog met redacties kwam het voorlopig niet.
Objectiviteit/neutraliteit & het vertegenwoordigen van alle meningen is een vrijgeleide geworden om extreemrechtse meningen een plaats te geven in de krant. Ik vermoed dat het feit dat veel redacteurs zelf eerder links zijn, en de media door rechts actief worden weggezet als ‘linkse media’, leidt tot een soort ‘compensatiedrang’, waarbij de angst te worden weggezet als linkse media tot overcorrectie leidt.
Anderzijds kan ik me niet voorstellen dat redacties rechtser zijn geworden. Ik vermoed dat een groot deel van de verschuiving voortkomt uit de wil de rechtse stem ook een forum te geven. Op zich is het geen onlogische redenering, vanuit de journalistieke objectiviteit, om alle meningen in het spectrum te horen. Maar hoe ver ga je daarin? Ik heb de indruk dat de balans is doorgeschoten: we zijn zo politiek correct tegenover rechts dat we onszelf in de voet schieten. Noem het een omgekeerd soumission-effect: in een poging extreem democratisch te zijn (want er is toch vrije meningsuiting), krijgt een volstrekt ondemocratisch discours een vrij podium. Is het nodig om een vertegenwoordiger van een marginaal verschijnsel als Schild & Vrienden pagina’s lang te interviewen, zoals De Morgen deed? Als je er collega’s over aanspreekt, valt vaak de term ‘ontmaskeren’ of ‘confronteren’, maar de interviews zelf zijn zelden kritisch. En zelfs als ze dat zouden zijn, zou ook dat door Alt Right weer handig worden gebruikt om in een Calimero-rol te kruipen; Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat er bij het interviewen van extremisten weinig te winnen valt, want dat het altijd op meer polarisatie uitdraait. Bovendien is Alt Right blij met elke reproductie van een rechtse uitspraak in de krant, zelfs in een kritische context; de echokamer doet zijn werk en de reproductie in de traditionele media geeft gewicht aan de extremistische uitspraak en maakt ze maatschappelijk salonfähig. Ik vrees dat de media de mate waarin extreemrechtse, populistische partijen de klassieke media zeer bewust bespelen nog steeds onderschatten.
Anderzijds blijft de berichtgeving vaak te oppervlakkig: na de Pano-reportage haalde Schild & Vrienden wekenlang de media, maar niemand ging echt graven naar de financiëring, de mogelijke banden met partijen zoals Vlaams Belang en N-Va, etc. Gevolg: veel gratis reclame, weinig ‘ontmaskering.’ Je ziet ook steeds vaker uiterst rechtse politici opduiken in amusementsrubrieken, iets wat lang not done was. Tegelijkertijd zie ik zelden dezelfde ‘drang’ in de media om ‘extreem-linkse’ stemmen een even groot forum te geven; waar men hypercorrect omgaat met ‘ruimte geven aan de rechtse stem’ worden linkse experts al snel weggezet als activisten.
Objectiviteit/neutraliteit & het vertegenwoordigen van alle meningen is een vrijgeleide geworden om extreemrechtse meningen een plaats te geven in de krant. Ik vermoed dat het feit dat veel redacteurs zelf eerder links zijn, en de media door rechts actief worden weggezet als ‘linkse media’, leidt tot een soort ‘compensatiedrang’, waarbij de angst te worden weggezet als linkse media tot overcorrectie leidt. Ook dit is eigenlijk een algemene maatschappelijke tendens, die voortkomt uit dezelfde waarmee linkse partijen rechtse ideeën zijn gaan overnemen of waarmee de cultuursector zichzelf is gaan populariseren uit de angst te ‘elitair’ te zijn. Het rechtse discours over de ‘linkse leugenpers’ resulteert in zelfcensuur.
Vaak zijn stukken die goed bedoeld ook contraproductief omdat ze ongewild net clichés versterken of stigmatiseren; de voelsprieten ontbreken.
Het zou een interessante oefening zijn als alle kranten en tijdschriften hun columnisten eens zouden turven op politieke kleur (uiterst links – links – neutraal – rechts – uiterst rechts) en de uitkomst naast die van tien jaar geleden zouden leggen. Om helemaal een goed beeld te krijgen, zou je ook nog in weging moeten brengen welke columnisten over welke onderwerpen opiniëren, want sommige onderwerpen wegen maatschappelijk zwaarder door dan andere, dus linkse opiniemakers op softe onderwerpen moeten een lager gewicht krijgen dan rechtse op politieke rubrieken. En laat ons ook niet vergeten dat bepaalde opiniemakers in de loop van hun carrière aardig naar rechts zijn opgeschoven.
Natuurlijk wordt er ook geprobeerd positief in te grijpen op de mix, zowel wat onderwerpkeuze als geïnterviewden betreft, maar één knuffelmigrantenstuk trekt de teneur niet recht. Vaak zijn stukken die goed bedoeld ook contraproductief omdat ze ongewild net clichés versterken of stigmatiseren; de voelsprieten ontbreken. Hoe vaak zien we een allochtone expert op televisie als etniciteit, diversiteit of terreur niet het onderwerp van de reportage zijn? Hoe vaak zien we vrouwen? Waarom komen in stukken over vrouwen vaak uitsluitend mannen aan het woord? Of waarom wordt de kop bij een stuk over een sterke vrouw ‘Een eersteklas bitch?’ Bekt toch lekker? Trekt toch het oog? Dat het een vooroordeel bevestigt, is blijkbaar bijzaak. Ook experts zijn nog steeds bijna uitsluitend blanke mannen, zeker voor politiek en economie. Nochtans kan ik me niet inbeelden dat het slechte wil is; ik vermoed dat het een blinde vlek is, een soort achteloosheid, of een ingeburgerde gewoonte.
Ik kan me niet voorstellen dat er op de meeste redacties actief naar de rechtse kiezer wordt gehengeld; alle journalisten die ik ken, hebben vooral goede bedoelingen.
Ik kan me niet voorstellen dat er op de meeste redacties actief naar de rechtse kiezer wordt gehengeld; alle journalisten die ik ken, hebben vooral goede bedoelingen. Volgens mij vallen veel pijnpunten (zoals schreeuwerige koppen en stigmatiserende foto’s) gewoon in de dode hoek. Of ‘hoort het er nu eenmaal bij.’ In discussies met journalisten (van alle media) vallen me wel altijd weer twee soorten reacties op als je actief kritiek hebt op de ‘verrechtsing’: de gelaten versie (‘De krant is nu eenmaal een commercieel product dat moet verkopen, en de hele wereld rukt naar rechts’) en een zeer defensieve boosheid, die ik verdacht vind — als de bereidheid tot kritisch zelfonderzoek zo klein is, wringt er meestal iets. Vaak krijg ik dan ook te horen dat ik beter wat zou uitkijken met de mediakritiek die ik op Facebook of Twitter uit (de angst als nestbevuiler te worden bekeken is groot), maar ik weiger te geloven dat een open dialoog of een kritische vraagstelling onmogelijk is; is dat niet de basis van journalistiek? Volgens mij kan de pers er alleen maar baat bij hebben als het debat in alle openheid wordt gevoerd; misschien gebeurt dat wel te weinig. Van een aantal collega’s hoor ik gelukkig ook goed nieuws: op sommige redacties zijn er wel degelijk richtlijnen om bepaalde begrippen niet zomaar over te nemen uit het rechtse discours — het aanzuigeffect is bijvoorbeeld een omstreden fenomeen, kan je dat woord dan zomaar gebruiken? Hoe er op redactieniveau of bestuursniveau over de politieke evenwichten van het nieuws wordt gedacht, weet ik niet – dat zou je daar moeten navragen; ik ga alleen af op wat ik lees en zie, waarbij ik heel actief op alle gevoelige punten let.
Ik weiger te geloven dat een open dialoog of een kritische vraagstelling onmogelijk is; is dat niet de basis van journalistiek?
Wat ik vooral vrees, is dat de media te weinig beseffen hoe groot hun impact is op de maatschappelijke beeldvorming, en hoe makkelijk je ‘in de fout’ kan gaan. Polariserende koppen of foto’s, losjes overgenomen begrippen zoals gutmensch, vluchtelingenstroom of aanzuigeffect resoneren zoveel luider dan het (eventueel) kritische artikel eronder. Ook de zwaarte die je aan een onderwerp geeft, is een heel tricky gegeven: is het dieet van Bart De Wever werkelijk evenveel artikels waard als de hongersnood in Jemen? Welke inhoud geef je aan het begrip ‘veiligheid’? Gebruik je het in de rechts-repressieve zin, of kan het ook andere dingen betekenen, gaande van preventie tot verkeersveiligheid, ecologie en sociale zekerheid. En terreur is misschien ‘sexier’ dan het klimaat of de macht van multinationals, maar is het ook wezenlijk belangrijker? En wat is belangrijk? Is klant koning, en gaat het om wat de lezer wil lezen, of gaat het om het werkelijke gewicht van het nieuws?