een veiligheidsstaat is snel gemaakt #DSOpinie

23/01/2018, DSOpinie – Na meer dan twee jaar verlaagde Ocad, het coördinatieorgaan voor dreigingsanalyse, het veiligheidsniveau van 3 naar 2. Dat betekent dat de soldaten eindelijk uit het straatbeeld verdwijnen. Althans, ‘proportioneel’, want premier Michel kondigde al aan dat het leger op strategische plaatsen op post blijft. De terreurmaatregelen hebben onze maatschappij ingrijpend veranderd.

Speel ‘es vliegtuig!

De afgelopen maand ben ik tien keer gefouilleerd, zes keer geswipet, mijn biometrische kenmerken zijn twee keer gescand, en ik passeerde zeven keer door een bodyscanner. Mijn schoenen zijn vijf keer extra gescand en mijn bagage is twee keer geswipet. Nochtans deed ik niets verkeerds: ik nam alleen regelmatig het vliegtuig. Zelfs de peuter voor mij werd gefouilleerd: “Spreid je armen eens en speel vliegtuig,” vroeg de securitybeambte, die ook maar zijn werk doet, supervriendelijk. Het jongetje vond het best: wat een leuk spelletje. Eenmaal volwassen zal hij er ook niet tegen protesteren: jong geleerd is geaccepteerd. Net zoals hij het normaal zal vinden dat zijn vingerafdrukken, zijn biometrische kenmerken en zijn stemprofiel in een databank zitten. Dat elke stap die hij zet door camera’s wordt geregistreerd. Dat zijn mails worden gescreend. Kortom: dat zijn privacy ondergeschikt is aan de veiligheid. Voor hem is dat normaal, net zoals de soldaten in onze treinstations en winkelstraten na drie jaar het nieuwe normaal zijn.

Onlangs sprak ik in Brussel een Israëlische vredesactiviste, die verrast reageerde op mijn ergernis over de militaire aanwezigheid in het straatbeeld. “Voor ons is dat zo normaal dat ik ze zelfs nog niet gezien had. Maar je hebt gelijk: het is het begin van een gemilitariseerde controlestaat. Helaas hebben wij ergere mistoestanden om tegen te protesteren.” Toen ik een vriendin aansprak over de militaire voertuigen op de Antwerpse Meir, reageerde die al even gelaten: “Toen ik daar de eerste keer met mijn petekind langsliep, had ik het gevoel dat dat niet hoorde, ja. Maar intussen ben ik het gewend.”

Gewenning treedt snel op. En eenmaal iets geïnstalleerd, gaat het meestal niet meer weg. Kijk maar naar de aanwezigheid van metaaldetectoren, camera’s en gewapende beveiligingsagenten in Amerikaanse scholen: ingevoerd na een schietpartij, quasi zonder protest van ouders. Uit een grootschalig onderzoek een paar jaar later bleek dat ze volstrekt nutteloos waren voor het verhogen van de veiligheid, maar intussen zo geïnstitutionaliseerd dat ze, alle protest ten spijt, niet meer weg te krijgen zijn.

Veiligheidsstaat

Een Veiligheidsstaat is snel gemaakt. Eigenlijk komt het neer op een herschikking van prioriteiten: het is een vorm van maatschappelijke ordening die veiligheid boven vrijheid, democratie en mensenrechten plaatst – want dat zijn luxeproducten. Juli Zeh en Ilja Trojanow schreven daar in 2009 al een fijn boekje over: Aanslag op de vrijheid. Nog nooit in de geschiedenis schaften we onze democratische verworvenheden en grondrechten aan zo’n hoog tempo af: het briefgeheim, het vermoeden van onschuld, het recht op privacy, … allemaal moesten ze eraan geloven.

België deed het zeker niet beter dan Duitsland. Sinds 2014 is er een hele rist terreurmaatregelen door het parlement gejaagd: de uitbreiding van de wet op de bijzondere opsporingsmethoden, de PNR-richtlijn die de veiligheidsdiensten inzage geeft in de passagiersgegevens van alle internationaal verkeer, de wet op prepaid Simkaarten, de mogelijkheid tot het afnemen van nationaliteit, etc. Zo pleegden we, in naam van de veiligheid, een aanslag op de rechtstaat die veel doeltreffender was dan welke terreurdaad ook. Want op een gegeven moment is de rechtstaat zo uitgehold dat ‘ie weg is.

Vreemd genoeg ziet de gemiddelde burger hoegenaamd geen graten in de maatregelen: het is tenslotte voor ‘zijn’ veiligheid. Nochtans liet Human Rights Watch zich zeer kritisch uit over de maatregelen, en noemde ook Amnesty International de Belgische en Europese terreurwetten disproportioneel: “elk op zich zijn ze problematisch, maar opgeteld komen ze neer op een totale vertrappeling van de Europese vrijheden.” Vreemd, als we zo per se onze verlichtingswaarden willen beschermen.

Made in Israël: Homeland Security

Even terug naar de tanks op de Antwerpse Meir. In 2016 stond Minister Jambon in Tel Aviv bewonderend naar city tanks te kijken op de International Homeland and Cyber Security Conference; hij consulteerde er Israëlische experts in verband met inlichtingen, surveillance, veiligheid en defensie. Want “we kunnen veel leren van hun ervaring.”

Het Israëlische veiligheidsmodel is een fantastisch exportproduct. Sinds 11 september is homeland security (binnenlandse veiligheid) een miljardenindustrie, goed voor bijna 15% van de buitenlandse export: in 2016 verkocht Israël voor 7,5 miljard dollar beveiligingsapparatuur en know how aan het buitenland. Dat is een onderschatting: veel opleidingen die ze aan buitenlandse veiligheidsdiensten geven, zitten niet in de cijfers, want beveiliging valt in Israël, net als schoonmaakbedrijven, onder de dienstensector. Tegelijkertijd is het land ook het grootste security-testlabo ter wereld: de V.S. levert hen wapens voor tests in real combat, Europa subsidieert Israëlische bedrijven die research doen naar hoogtechnologische beveiligingstechnieken. De betonblokken die veilige zones afbakenen? Israëlisch idee, verkocht aan, onder meer, Sadiq Khan, de burgemeester van Londen. De biometrische scanapparatuur voor luchthavens? Voor u getest op Palestijnen bij de grensovergangen tussen Israël en Gaza. Zonder toestemming van de Palestijnen, dat spreekt.

Het is een feit dat Israël een bijzonder goed werkend veiligheidssysteem heeft. Maar willen we die vorm van occupation-style policing werkelijk importeren? Jambon noemde het in Tel Aviv een “noodzakelijke inhaalbeweging op vlak van veiligheid.” Kortom: onze Minister van Binnenlandse Zaken, en met hem veel andere Europese staten, vindt dat wij kunnen en moeten leren van een land dat sinds zijn oprichting twee keer per jaar de noodtoestand verlengt, elke burger traint tot een militaire machine en inschakelt als onderdeel van zijn beveiligingssysteem, en de grootste etnische segregatie ter wereld kent sinds de afschaffing van de apartheid. In ruil voor haar expertise oefent de Israëlische lobby druk uit op de Europese veiligheidsdiensten om organisaties als Hezbollah te monitoren, hoewel die hier geen dreiging vormen; zo worden wij deel van hun veiligheidsbeleid.

Segregatie en angst

“Wat importeert Europa echt, als we wapens, technologie en beveiligingsadvies importeren uit Israël?”, vroeg documentairemaakster Nirid Pelet zich af in State of Alert. “Angst, segregatie en intifada,” antwoordde sociologe Yael Berda. In naam van wat zij security theology noemt, is alles toegestaan. Want de veiligheidsstaat steunt niet alleen op het verkiezen van veiligheid boven vrijheid en boven privacy, maar ook op etnic profiling. Om het onveiligheidsgevoel van een deel van de bevolking weg te nemen, wordt een ander deel van de bevolking gestigmatiseerd en onderdrukt: de bevolking wordt op basis van etniciteit en/of religie opgedeeld in goedmenende burgers en individuen die een veiligheidsrisico vormen. Dat precies de frustratie die daaruit voortkomt de belangrijkste voedingsbodem is voor terreur, vergeten we. Het Israëlisch model invoeren komt neer op het opzeggen van het Europese multiculturele samenlevingsmodel; hoe willen we nog aan integratie werken als de hele moslimgemeenschap als een veiligheidsrisico wordt gezien? Hadden we die 120 miljoen om het leger op straat te houden niet beter besteed aan onderwijs, of preventie?

Wat dan wel?

“We moeten zorgen voor vrede en niet voor veiligheid,” concludeert Zeh met de woorden van Karl Popper, “want alleen vrede waarborgt veiligheid.” Ook State of Alert eindigt met die conclusie, gek genoeg uit de mond van een veiligheidsexpert: “Maatschappelijke problemen los je niet op met technologie en procedures,” besluit Mena Bacharach. “De echte oplossing schuilt in politieke dialoog: alleen vrede en welvaart waarborgen veiligheid.” Maar dat is veel minder lucratief, zowel voor de beveiligingsindustrie als voor de politici van Nieuw Rechts, die van veiligheid het verkiezingsthema hebben gemaakt waaraan ze hun electoraal succes danken. Daarom wil de N-VA de soldaten in het straatbeeld laten staan: niet voor de veiligheid, maar als verkiezingsaffiche. Om ons elke dag te herinneren aan de terreurdreiging, en zo onze irrationele angst in stand te houden. Ter overweging: in 2009 was 76% van de Duitsers bang te sterven in een aanslag, terwijl de reële kans ongeveer 1 op 4 miljoen was.

“70% van de Belgische burgers,” zei Minister Jambon in Tel Aviv, “is voor de terreurmaatregelen. Enkel een paar zonderlingen is ertegen.” Is dat zo? Willen we winkelen met een machinegeweer in onze nek? Willen we leven in de waan dat we een land in oorlog zijn, willen we dat onze kinderen zo opgroeien? En vooral: willen we voor de illusie van veiligheid onze grondrechten en verlichtingswaarden opgeven?

Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.


Ook dit opiniestuk van een aantal grondwetsspecialisten wil ik u ook niet onthouden:
De wet op de woonstbetredingen en de fabel van de kikker. (DS, 30/01/2018)

En dit, in DM, eveneens op 30/01/2018:
Het is tijd dat wij, wetenschappers, het beleid van Francken aanklagen.

De VPRO-backlight documentaire State of Alert is hier te bekijken.