het einde van Dean Bowen #DSLetteren
12/07/2019, DSLetteren – “Ik denk zo min mogelijk aan de dood. Ik had al snel door dat doodgaan gewoon iets is dat gebeurt, dus al van jongsaf was ik eerder gefascineerd dan bang; daarom laat ik het ook niet heel erg bepalend zijn in hoe ik doorheen de wereld navigeer. Het is gewoon een aanwezigheid die je accepteert. Ik denk dat heel veel mensen zich laten motiveren of leiden door angst voor de dood, maar probeer ik dat zoveel mogelijk te vermijden, want ik ben bang dat dan heel andere keuzes zou maken dan wanneer ik me door andere drijfveren laat aansturen. Maar natuurlijk moeten we ons wel bewust zijn van onze sterfelijkheid, want ook in het volledig negeren van de dood schuilt een gevaar.”
“Wat me dan wel drijft? Moeilijk te zeggen. Ik denk een soort intuïtie die vertrekt vanuit verwondering. Ik doe de laatste paar jaren vooral dingen die me intimideren. Niet noodzakelijk dingen die me angstig maken, maar me wel ontregelen en in een staat van onzekerheid brengen, want zulke situaties leren me zoveel meer. Het is vreemd om angst als motiverende factor te zien, omdat het vaak mensen op slot zet, maar mij brengt het vooral heel veel avontuur.”
“Ook mijn schrijven heeft met sterfelijkheid weinig te maken, ik denk dat ik dat gewoon nodig heb om na te denken. Ik ben heel jong beginnen te schrijven: ik was een vrij introvert kind, ik denk dat ik het nodig heb gehad om stem te vinden en de boze buitenwereld te kunnen vatten. Wellicht vertrekt het nog steeds vandaaruit. Ik ben nu wel comfortabeler met mijzelf en in mijzelf, maar schrijven is nog steeds mijn manier om hardop te denken en te ontdekken wat er speelt in mijn binnenwereld.”
“Het besef dat de dood bestaat kwam bij me binnen toen mijn moeders oudtante, die ik als een oma beschouwde, overleed. Haar dochters waren heel expressief tijdens die begrafenis, wat ik nogal intimiderend vond, omdat het naar mij communiceerde dat de dood niet iets is wat iemand anders overkomt, maar dat door het overlijden van iemand anders elementen van jezelf kunnen wegvallen. Met het sterven van mijn oma leek iets te sterven in haar dochters. Dat heeft een grote indruk achtergelaten. Dat was het moment dat ik me realiseerde dat de dood ook gedragen wordt in andere lichamen, die nog doorleven.”
“Ondertussen heb ik geleerd dat mensen op heel verschillende manieren omgaan met sterfelijkheid en dood. Ik denk het ook veel te maken heeft met frequentie waarmee mensen ermee geconfronteerd worden. Op een gegeven moment in mijn leven heb ik in vrij korte tijd een aantal mensen verloren in nogal verdachte omstandigheden, en ik heb gemerkt dat dat een heel ander soort proces meebrengt dan wanneer mensen wegvallen door ziekte of ouderdom. Ik denk ook dat de secularisatie van onze gemeenschappen een grote noodzaak meebrengt om andersoortige rituelen te ontwikkelen dan die de religie ons brengt, en dat daar nog heel veel in geëxperimenteerd en gezocht wordt. Het leidt er wel toe dat ik bewust heb nagedacht over wat te doen met mijn stoffelijk overschot mocht ik wegvallen.”
“Jaren geleden wees iemand mij op een project van een Italiaans designerduo, Raoul Bretzel en Anna Citelli: mensen begraven in biologisch afbreekbare zak met een zaadje van je lievelingsboom erbij, zodat je kan dienen als voeding voor die boom, en er in plaats van een begraafplaats een bos wordt gecreëerd. Ik weet niet of het in Nederland al kan, maar daar voel ik het meeste voor, omdat het ook op heel praktisch niveau een voortzetting van een levenscyclus is. Dat vind ik mooi: dat je zelfs in de dood deel uitmaakt van een ecosysteem dat nieuw leven kan opwekken.”
“Of ik daarnaast ook in mijn werk wil blijven voortbestaan, is een moeilijke vraag. Ik worstel met dat aspect van mezelf: ik wil niet ten prooi vallen aan hoogmoed. Maar ego is een ding waar we allemaal mee struggelen, en natuurlijk ik zou, indien mogelijk, absoluut voort willen leven in of door mijn werk. Alleen weet ik niet of dat betekent dat ik zo nodig zelf wil voortleven, dat vind ik eigenlijk niet zo belangrijk, als wel dat ik hopelijk ooit in staat zal zijn iets te scheppen dat in anderen voortleeft. Dat is voor mij toch echt een significant verschil. Dat ik in staat zou zijn om iets te scheppen dat een nieuwe maker later oppikt en met zich meedraagt, waardoor ook de generaties na mij het weer kunnen oppikken als gedachte, dat lijkt mij geweldig. Maar of mensen zich daarbij bewust zijn van mijn leven en werk, vind ik minder interessant. Ik ben tenslotte ook maar een schrijver.”
Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.