#heteinde van annet schaap
05/04/2019, DSLetteren — “Het verbaast mij altijd dat mensen niet over de dood nadenken. Het is toch gek om niet te praten over het enige wat duidelijk is in het leven: dat het ophoudt. Zelf denk ik vaak na over de dood, in al zijn verschijningsvormen: mijn eigen dood, die van anderen, de gedachte dat dingen eindig zijn, het hele proces. Ook als kind deed ik dat al, hoewel al gauw leerde dat dat niet de bedoeling was: je moest vrolijk zijn en levendig en lekker buiten spelen, maar ik had altijd al een hang naar donkerte en droevige verhalen. Ik hield meer van boeken, binnen blijven en alleen zijn.”
“Volgens mij ben ik een beetje met die donkerte geboren; ik heb vlak na mijn geboorte zes weken in het ziekenhuis gelegen, in een tijd waarin ouders dan niet zo vaak op bezoek kwamen, en dat is slechte start geweest. In een familieopstelling die ik later eens heb gemaakt, leerde ik dat ik dat heel heftig heb ervaren, en me erbij had neergelegd dat dat het alweer was. Toen bleef ik toch leven, en moest ik de zon in, maar iets in mij wilde weer terug naar het duister; ik heb nooit iets anders gekend dan dat terugverlangen. Natuurlijk ben ik opgegroeid met het idee dat ik dat niet mocht willen, dat dat onzin was, maar ik heb me altijd meer thuis gevoeld bij donker dan bij licht. Nu ik volwassen ben, kan ik dat makkelijker accepteren dan vroeger, toen schaamde ik me daar altijd voor. Nu weet ik dat niet de enige ben. Een leven waarin dat niet mag en alleen vrolijkheid is toegestaan, want ‘Hey joh, doe niet zo moeilijk’, zou ik erg lastig vinden. Het is niet zo dat ik altijd triest ben, maar het bewustzijn dat het donker er ook is, klopt veel beter voor mij, en wat klopt, daar ontspan ik bij.”
“Vijftien jaar geleden is mijn moeder gestorven, en nu heeft mijn zus dezelfde ziekte en zal doodgaan. Dat vind ik echt een gemene streek van het leven. Daar sta ik dan met mijn praatjes van ‘de dood hoort erbij.’ Ik zie er erg tegenop om zonder haar verder te leven, ik zei meteen tegen haar: ‘Laat mij maar doodgaan en doe jij maar leven met gemis, dat lijkt me veel moeilijker.’ Maar die dingen kun je niet ruilen.”
“Dat ik een kind heb, maakt de dingen ook anders. Toen hij geboren werd, was ik al bijna vierenveertig en mijn man drieënvijftig, dus we zijn best oude ouders. Mijn zusje was altijd mijn back-up: als ik dood zou gaan, zou hij naar haar gaan. Dat gaat nu niet door, dus nu moet ik wel blijven leven. Als mijn zoon er niet zou zijn, zou ik misschien ooit makkelijker kunnen opgeven en verdwijnen in het donker; dat kan nu niet, want hij moet nog helemaal beginnen. Ik moet hem helpen met zijn levenslust, hoe moeilijk dat soms ook is. Hij is geboren met een heleboel dood om zich heen, en dat wordt alleen maar meer: dat is best een heftig besef, dat had ik me voor zijn geboorte helemaal niet gerealiseerd. Maar goed, dat is allemaal niet voor nu, en misschien wordt hij gewoon hartstikke blij. Misschien klinkt alles wat ik nu zeg en denk ook wel donkerder omdat de dood zo vlakbij is en ik echt verdrietig ben.”
“In Lampje gaat het ook over de dood. Natuurlijk, als kind las ik al het liefst over dingen die echt en erg en groot zijn en over het leven gaan, en daar hoort sterven bij. Ik denk eigenlijk zelfs dat het hele wonderlijke verhaal van Lampje misschien wel voortkomt uit mijn hang naar het donkere: ik wilde het daar echt over hebben, want in mijn hele carrière als illustrator ben ik dat zelden tegengekomen. Ik kende het alleen uit boeken van vroeger, zoals De gebroeders Leeuwenhart, en uit de Bijbel —mijn ouders waren erg christelijk—: daar zat ook veel dood en lijden in, dat trok me erg aan. Maar het werd dan op school ook meteen weer onschadelijk gemaakt: Jezus ging wel dood, maar stond zo ongeveer meteen weer op, dus daar hoefde je niet om te huilen. Terwijl ik dat net wel wilde, want dat deed me goed: er is best veel om over te huilen. Of kijk naar Bach: zijn vrolijke kerstconcerten zijn nooit zo mooi als het Erbarme dich, of iets anders waar pijn in zit… De dood vind ik interessanter om over te schrijven dan over voetbal en hockey enzo. Ik dacht dat veel mensen niet van het boek zouden houden omwille van de donkerte die erin zit, maar dat het zo omarmd wordt, bewijst het tegendeel: blijkbaar heeft het iets aangeraakt bij mensen die ook dat soort eenzaamheid of donkerheid kennen. Dat maakt me heel blij.”
“Ik ben nog nooit dood geweest, maar ik heb wel bij momenten niet geleefd, doordat er iets heftigs gebeurde, zoals de geboorte van een kind, waardoor je even niet meer diegene bent die je normaal bent: op zulke momenten heb ik ervaren dat er iets is dat me draagt. Zo zie ik de dood nu: niet als iets met wolken en vleugels, zeker niet met een hemel als een gezellige camping waar iedereen van gouden bordjes mag eten, (daar was ik vroeger wel eens bang voor: ben je dood en zit je nog steeds in de zogenaamd vrolijke drukte…) maar als een soort milde, warme donkerheid die ons draagt, waar je kan opgeven en niet meer hoeft, en dat dat goed is. Ik kan je daar geen plattegrond van tekenen, maar misschien blijft er wel een soort bewustzijn over: niet het denken en niet het ego dat altijd zo tekeer gaat, maar iets waar we allemaal deel van zijn, iets wat niet ophoudt. Daar vertrouw ik wel op.”
“De omstandigheden van mijn dood, daar kan ik me weinig bij voorstellen. Ik zou er wel bewust bij willen zijn. Ik ben er zo benieuwd naar. Heel soms kan ik in slaap vallen terwijl ik merk dat ik in slaap val; meestal lukt het niet omdat mijn hoofd zo druk is, maar als het wel gaat en ik voel dat ik dat bewust wegglijd, dat is heerlijk. Hoe het precies zal zijn om van de ene staat naar andere te gaan, lijkt me geweldig interessant, of zoals Peter Pan zegt: ‘It must be an awfully big adventure.’”
“Begrafenissen kan ik wel voor anderen bedenken, maar niet voor mezelf; dat hangt ook zo af van de omstandigheden. Als ik eerst zou sterven, zou ik zeggen: ‘Cremeer me maar en neem de as mee overzee,’ want mijn man komt uit Canada en ik kan me voorstellen dat hij daar dan met onze zoon gaat wonen. Maar als iedereen al dood is, lijkt een grafje hier me wel fijn. Ik voel me altijd beter thuis op begrafenissen dan op verjaardagen: het roept een eerlijkheid op die er vaak niet is als je met een grote groep mensen samen bent. Vaak wordt er dan over oninteressante dingen gepraat, terwijl de dood maakt dat mensen echter worden: verdriet, boosheid, rauwe emotie. Dat vind ik fijner dan feestjes: het is emotioneel authentieker en mensen zetten hun maskers af. Iets in mij begrijpt dat beter dan al die luide vrolijkheid. Dat had ik ook als kind al, al heb ik geleerd dat het niet hoort en schaam ik me er nog steeds een beetje voor.”
“Of literatuur troost kan bieden? Rutger Kopland schrijft ergens in een gedicht over een dode vogel: ‘Want er is niemand die weet hoe zacht de winter is, hoe eindeloos haar deernis.’ Dat vind ik troostend. Of wat Gandalf zegt tegen de hobbit Merry die bang is om te sterven: het is niet erg, het is gewoon een nieuwe reis, met na de dood ‘white shores and beyond a far green country under a swift sunrise.’ Dan zijn we weer bij De Gebroeders Leeuwenhart, en bij Nangijala: dat er na de dood iets is dat doorgaat, iets heel anders, maar geen eindpunt.”
Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.