Ivo Victoria & zijn Girlfriend in a coma #DSLetteren
11/04/2014, DSLetteren – ‘Eén boek vergezelt mij altijd bij het schrijven: Girlfriend in a coma van Douglas Coupland. Het ligt altijd op mijn bureau, binnen gezichtsveld; door de jaren heen is het een soort van talisman geworden.’
‘Ik bezit er meerdere exemplaren van, in het Engels en in het Nederlands, en ik heb het zeker al vier, vijf keer gelezen in beide talen, omdat het een boek is waar eigenlijk alles inzit wat met schrijven mogelijk is. Het is een roman, maar het is ook science fiction, want het gaat over het einde van de wereld, er zitten schitterende dialogen in en geweldige beelden, totaal onmogelijke dingen worden volstrekt geloofwaardig verteld, het is stilistisch fantastisch, slim, grappig en ontroerend tegelijk… Alles wat mogelijk is met tekst zit daar in, en dus ook alles wat ik zelf wil als schrijver.’
‘Niet dat het het perfecte boek is, maar dat is ook niet relevant; voor mij is het eerder een constante reminder dat alles kan, alles uitgeprobeerd moet worden en alles mogelijk is als je het maar geloofwaardig kunt doen.’
‘Soms pak ik het zelfs vast en loop er even mee door de kamer; ik heb een vrij grote werkruimte, dat vind ik belangrijk, dan kan ik ijsberen en luidop tegen mezelf praten, en dat doe ik dus, met dat boek in de hand. Dat klinkt raar, als ik het mezelf zo hoor zeggen, maar het werkt wel.’
DOORTIKKEN
‘Ik heb het boek al van lang voor ik begon te schrijven. Lang geleden werkte ik bij een platenmaatschappij in Brussel, en ik las eigenlijk nooit boeken, ik was alleen maar met muziek bezig. Op een gegeven moment werkte ik voor Das Pop en leerde Bent Van Looy kennen; hij las heel veel. Tegenwoordig spreek ik hem nooit meer, maar toen hadden we veel contact en dus had ik hem gevraagd voor mij een literatuurlijst samen te stellen; die Coupland stond bovenaan. Dat heb ik toen gelezen, verder las ik geen enkel ander boek van zijn lijst, misschien zelfs überhaupt geen enkel ander boek meer tot in 2004 of 2005. Toen ben ik opnieuw beginnen te lezen, nadat ik in Amsterdam was komen wonen en gestopt was met muziek, want ineens had ik heel veel vrije tijd, omdat ik niet meer moest repeteren en optreden. Tegelijkertijd ben ik toen beginnen te schrijven.’
‘Het is helemaal niet zo dat ik per se wil experimenteren in mijn eigen werk; ik probeer gewoon de beste vorm te zoeken voor het verhaal. Maar ik vind het wel belangrijk bereid te zijn ten allen tijde de boel om te gooien. Ik probeer een openheid van geest te behouden tijdens het schrijven, waarbij ik mezelf voorhoud dat we ook op het allerlaatste moment alles nog kunnen omgooien. Als ik erin slaag om mezelf dat in te printen, wordt het schrijven gemakkelijker; dan ben ik aan het tikken en denk ik: ‘dit is niet goed’, maar direct erna denk ik: ‘geeft niets, we kunnen alles nog omgooien.’ Dat is een soort geruststelling; uiteraard komt er een moment dat er beslissingen moeten genomen worden, maar het is een goed trucje om jezelf voor de gek te houden, door te zeggen ‘maak je geen zorgen, Ivo, of Hans, we gaan dit gewoon proberen en er is niets aan de hand als het slecht blijkt te zijn, want we kunnen alles nog omkeren.’ Door jezelf dat voor te houden en te blijven doortikken, dient de oplossing zichzelf meestal aan. Het grootste gevaar schuilt erin dat je te hard gaat nadenken.’
BIJNA BLOCK
‘Voor ‘Dieven van vuur’ was ik vijf weken in Pittsburg als writer in residence via Passa Porta. Het boek was al vrij ver gevorderd, maar ik had, dacht ik, een plot-gerelateerd probleem en ik had besloten daar eerst eens goed over na te denken en dat op te lossen voor ik verder schreef. Daar ben ik bijna een week mee verloren, met dat nadenken, en het probleem werd alleen groter, belangrijker en complexer dan het was. Gelukkig had ik dat na vijf dagen net op tijd door. Ik dacht: ‘als ik nu niet oppas, kom ik in een writer’s block terecht en kan ik echt niet meer schrijven omdat het probleem me in de weg zit; ik moet het al schrijvende oplossen.’ Dus toen heb ik ingegrepen en beslist: ‘laat zitten, het lost zich wel op als we doorschrijven.’ En dat deed het ook.’
‘Dat was de eerste keer dat zich zoiets voordeed; ik heb nog nooit een writer’s block of een gebrek aan inspiratie gehad omdat ik er niet in geloof, ik geloof alleen in doortikken.’
KANTOORBAAN
‘Ik ben een nine to five schrijver; ik heb kinderen die mij in dat kantoorritme dwingen, want voor en na de kantoortijden zijn zij er en kan er onmogelijk geschreven worden. Ik ervaar dat als een voordeel, want ik geloof niet in het magische moment dat zich aandient; die dienen zich wel aan, maar die ideeën noteer ik dan snel, die komen meestal trouwens pas ’s avonds als de kinderen in bed liggen.’
‘Wat me wel verschrikkelijk kan ergeren, is dat er allerlei andere dingen tussendoor komen fietsen. Als ik diep in een boek zit, kan ik echt in de stress schieten van de simpelste dingen, zoals iemand die mij belt. Dan neem ik niet eens op, maar ben ik al geïrriteerd omdat iemand belt, dan denk ik: ‘ik moet schrijven, ik heb daar geen tijd voor, kan die nu niet voelen dat ik met iets bezig ben?!’ Zoiets kan echt heel groot worden in mijn hoofd.’
‘Verder hanteer ik een heel strak ritme. Ik heb een werkplek in de stad, waar ik elke ochtend naartoe fiets, altijd volgens hetzelfde vaste stramien: kinderen naar school brengen, Amsterdam infietsen, met vriendenkoffie drinken in een koffiebar en dan naar mijn kantoor in het oude paleis van justitie aan de Prinsengracht, antikraak, dan beantwoord ik mijn mails nog snel, en om half tien begin ik te tikken, tot drie uur. Daarna stop ik, die nog wat administratie, ga de kinderen halen, kook, stop de kinderen in bed, en dan de ideeën en de grote inzichten van de dag werk die verteerd is naar boven. En de volgende dag begint dat opnieuw.’
‘Het is eigenlijk perfect, je zit helemaal in de flow van het nieuwe boek. Maar het jaar voor het eigenlijke schrijven is altijd heel frustrerend, dan moet je allerlei research doen en dingen die niet passen in dat werkritme, en je moet ook nog geld verdienen met andere dingen, dat stoort allemaal geweldig. Het genot van het vaste schrijfritme heb ik maar zes zeven maanden per boek, de rest van de tijd is onrust, al dient die ook weer ergens toe. Want hoe gefrustreerd je dat eerste jaar ook bent, omdat het niet rap genoeg gaat, eigenlijk weet je dat ook dat een noodzakelijk stadium is – als ik nu terugkijk op wat dit boek in mei vorig jaar was, toen was eerste versie klaar, dan was het een totaal ander boek. Het moet gewoon zo, elke keer opnieuw.’
Het stuk zoals het is verschenen kun je hier nalezen.