Pech onderweg #column #motorrijder

Motorrijder Touren, april 2014 – Journaliste en schrijfster Gaea Schoeters reisde samen met grafisch vormgeefster en fotografe Trui Hanoulle (aka #de-ex) in zeven maanden tijd door acht (moslim)landen en rijdt nu samen met #hetlief on & off-road door andere stukjes van de wereld. Pech onderweg, daar weet ze alles van…

Ik weet het, ik zoek het zelf. Ik rijd met een oude motor, sommigen zouden durven zeggen een ietwat versleten motor, en ik doe dat bij voorkeur in verre buitenlanden. En als het al niet met mijn eigen motor is, dan met een huurmotor, wat in verre buitenlanden altijd een synoniem is voor ietwat versleten motoren. Wat op zijn beurt een eufemisme is voor ‘ik-zou-er-thuis-nooit-de-weg-mee-opgaan’-tweewielers. Dus misschien is het waar. Misschien zoek ik het een beetje zelf. Motorpech. Gesleutel. Sleepdiensten.

Het brengt je op plaatsen die je anders nooit zou zien. Ik heb een collectie garagefoto’s uit Sri Lanka, Oezbekistan, Jemen, Lanzarote, Portugal, Montenegro en India. De beelden zijn net zo divers en kleurrijk als de landen waarin ze gemaakt zijn. De mecaniciens evenzo: van grote mannen met lange rosse vlecht die aan hun zelfbouw-caféracers sleutelen tot kleine Indiërs die op hun teenslippers moeiteloos een stroeve Enfield Bullet aantrappen. Allemaal lossen ze in geen tijd dingen op die hier bij ons nooit gerepareerd zouden raken. Of toch niet zonder een paar weken wachten op een wisselstuk uit Japan.

Precies daarom doe ik het. Met een oude motor zonder al te veel elektronica rijden. Alle nadelen ten spijt. Want als je motorpech hebt in het midden van de jungle, in de woestijn of op een slingerende bergpas, is er niemand die je motor even kan aansluiten op een laptop om de foutjes uit te lezen. Dan is er (altijd) een hamer, een sleuteltje 12, een schroevendraaier en een tang.

Spanbanden en teenslippers

Kirgizië. Die laatste pothole was er te veel aan, het kofferrek breekt af. We binden de koffer met spanbanden achterop en besluiten bij de eerste yurt onze tent op te slaan. We komen terecht bij een fantastisch gezin, dat ons meteen uitnodigt voor het avondeten, tenminste, als we eerst helpen koeien melken. We blijven er drie dagen. Allemaal dankzij de panne.

Kirgizië bis. Ergens onderweg zijn we een spatbord verloren. Omdat de ketting nog een paar maanden mee moet, willen we toch graag een nieuw. De garagist wil er niet aan beginnen, voor zo’n luxeprobleem heeft hij geen tijd, maar daar komt zijn dochter al aanrennen met een stug stuk plastic toe, dat we boven ons kampeervuurtje opwarmen en in vorm plooien. Ik heb er twee jaar mee gereden.

Portugal. De geneugten van het offroad-rijden: een aanvaring met een dikke kei slaat mijn voorwiel uit balans. Mijn motor wiegt en wobbelt als een dronken kameel. Pas na twee dagen zwalpen vinden we een garagist, die vaststelt dat ik niet alleen mijn loodje kwijt ben, maar dat er ook een stevige deuk in mijn velg zit. Trots toont hij me een toestel dat hij zelf gemaakt heeft. Nadat hij de velg met één welgemikte hamerslag heeft uitgedeukt, begint hij, spaak per spaak, het wiel uit te balanceren. Zijn jonge assistent kijkt stomverwonderd toe. Ziehier kennis, die straks verloren gaat.

Jemen. Een scheefgetrokken achterwiellager heeft de hele bus waar het in zit opengescheurd. We hebben net het wiel gedemonteerd en zitten tot aan onze ellebogen onder de olie als naast ons een jeep stopt waar drie mannen in een spierwit kleed uitstappen. Ze dulden geen tegenspraak; voor we weten wat er gebeurt, hebben ze het wiel ingeladen (op de witte lederen zetels) en rijden met ons naar de bazaar. Een mecanicien knalt – daar is de hamer weer – het lager uit het wiel, terwijl zijn assistent al naar de werkplaats rent en daar in geen tijd de bus namaakt. Gefikst. De rest van de avond is er thee, en goed gezelschap.

Montenegro. Twee op met bagage op een Suzuki DR de hele Balkan doorkruisen is niet zo’n best idee. De vering is aan het inzakken en dus heeft de uitlaat een gat in de achterremleiding gebrand. De remvloeistof spuit in het rond. Een man biedt aan met ons naar een grotere stad te rijden, in de hoop er een motorgarage te vinden. Het wordt een waanzinnige dollemansrit in een veel te snelle jeep; de chauffeur coupeert vrolijk alle blinde bochten, terwijl hij ondertussen, zijn handen demonstratief gekruist alsof ze in handboeien zitten, enthousiast uitroept: ‘Uit België? Daar ben ik al geweest. Acht jaar cel heb ik daar uitgezeten!’ Met licht verhoogde hartslag, maar helaas zonder nieuwe remleiding, keren we die avond terug. Waarna Ann-Sofie bedenkt dat we eigenlijk in Europa zijn, en dus de reisverzekering kunnen bellen.  Na een tocht in een 55 jaar oude takelwagen – waarvan de remmen er een pak  slechter aan toe zijn dan die van onze motor – eindigen we in de enige ‘motorgarage’ die de hoofdstad Podgorica rijk is. Een verslenst tuintje met een roestige poort, bewaakt door een oude man en een dove pitbull. Wanneer de poort opengaat, staren we stomverbaasd naar de drie MV Augusta’s die daar staan. Nog geen half uur later zijn we weer vertrokken. Mijn DR heeft tegenwoordig een remleiding van een R1, met een strikje erin om ze op lengte te houden. British engineering, heet dat: het vinden van creatieve, maar onconventionele oplossingen om dingen mee bij elkaar te houden. Trui heeft in Pakistan ooit een lek in de tank gedicht met een stuk teenslipper.

DIY

Waarmee ik maar wil zeggen: alles komt altijd goed. Op momenten dat ik daaraan twijfel, denk ik aan die ene foto van Linda Bick, een Britse die op haar zestigste besloot alleen naar Australië te rijden terwijl ze nauwelijks een band kon vervangen. Op een Pakistaans landweggetje begaf haar koppeling het. Tien minuten later nam iemand een foto waarop Linda langs de kant van de weg een kopje thee drinkt, terwijl vijf jongens haar hele blok hebben opengelegd en de DR aan sneltempo reanimeren.

Echt bezorgd moet je pas zijn als je dicht bij huis panne krijgt. Iets wat Trui en ik helaas op pijnlijke wijze konden vaststellen toen we terugvlogen uit Dubai en een van onze motoren bij aankomst in Milaan een platte batterij bleek te hebben. Twee uur lang zochten we naar iemand die ons wilde helpen starten – de kabels hadden we zelf bij. Niemand had tijd. Of zin. Uiteindelijk belden we van ellende de wegenhulp. In geciviliseerd Europa moet je betalen om geholpen te worden. In de rest van de wereld is dat een evidentie.

Het stuk zoals het verschenen is kan je hier nalezen.