persvrijheid #nachtvanapache
11/05/2019, Nacht van Apache — Persvrijheid. Zullen we het daarover hebben? Het is niet alleen het thema van de dag, het is ook een positief onderwerp. Daar kun je niets mee misdoen. Ik dacht vroeger dat je kon scoren met een beetje provocatie, een scherp stuk, maar dat klopt blijkbaar niet. Mensen werden daar altijd lastig van, dus nu doe ik dat niet meer, behalve over heel veilige onderwerpen. Dingen die niet delicaat zijn. Cultuur. Terreur. Dekolonisatie. Dat soort dingen. Maar niet over de media. Kritisch zijn over de media, dat is not done.
Nee, wat de media kenmerkt is de combinatie van maximale zelfreferentialiteit en minimale zelfreflectie. Dat betekent: de media zien zichzelf als maat voor de werkelijkheid, maar zien liever niet hoe de werkelijkheid afwijkt van wat er in de media over gezegd wordt. Of nog: we kunnen niet vaak genoeg benadrukken dat we het goed doen, maar zwijgen liever over onze mogelijke tekortkomingen. Daar dienen de media tenslotte niet voor. Nee – de media, die dienen de persvrijheid.
Ik heb dat eens opgezocht. Persvrijheid. Hier bij ons dateert dat van 1831. Het was een van de eerste rechten die we bij de oprichting van België verankerden. We vonden dat belangrijk. Belangrijk genoeg zelfs voor een revolutie: België is ten dele ontstaan uit colère over de censuur die de Nederlandse koning had ingevoerd. “Wij willen Willem weg, want Willem prutst aan onze gazet.”
We hebben dat toen heel mooi geformuleerd als ‘De drukpers is vrij; de censuur kan nooit worden ingevoerd; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers. Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd.’ Prachtig, toch?
Deze definitie is nog mooier: “Persvrijheid is het grondrecht om gevoelens en gedachten openbaar of kenbaar te maken. Een democratische samenleving kan alleen goed functioneren als de persvrijheid goed geregeld is.” Je mag dus over alles je gedacht zeggen. Behalve over de media.
De interessantste definitie vond ik in een juridisch woordenboek. “Persvrijheid: la liberté de la presse: behoort tot de mensenrechten – vrijheid van journalisten om (diepgaand) onderzoek naar feiten en omstandigheden te doen en ongecensureerd daarover te publiceren. Publicatie van leugenachtige berichtgeving kan — desnoods via de rechter —worden voorkomen.” Wow. Dat moet dateren van lang voor de tijd van de opkomst van clickbait en fake news; anders had Greta Thunberg nogal wat rechtzaken moeten starten.
Wij hebben dat dus wel. Persvrijheid. Of zie ik dat verkeerd? En zijn onze media minder vrij dan we denken?
Maar dat is nogal wat, toch? Als recht. Ik vind dat spectaculair. We vergeten dat weleens, maar evident is dat niet. Op heel veel plaatsen bestaat die persvrijheid niet. Daar verdelen ze journalisten die proberen diepgaand en ongecensureerd over iets te berichten zonder pardon over vijf valiesjes. Opgeruimd staat netjes. Maar wij hebben dat dus wel. Persvrijheid.
Toch? Of zie ik dat verkeerd? En zijn onze media minder vrij dan we denken? Zijn er andere wetten die ons binden en die onze grondwettelijke rechten niet vrijwaren? De wetten van de markt? De wetten de concurrentie? De wetten van de commercie? De belangenvermenging tussen media en politiek? De onuitgesproken wetten van wat we wel en niet schrijven? Het journalistieke fatsoen?
Een voorbeeld. Er is nog altijd een gentlemen’s agreement dat we het niet hebben over het seksleven van onze politici. Dat is een goede zaak, we zijn tenslotte een beschaafd land. Alleen jammer voor die ene politicus over wiens seksleven we het wel uitgebreid hebben gehad, terwijl we even expliciet gezwegen hebben over dat van een paar anderen, hoewel dat minstens even relevant of irrelevant was, maar dat wou niemand on the record bevestigen. Wat een goede reden is om iets niet te brengen, natuurlijk. Altijd checken en dubbelchecken, voor je iets publiceert. Zoals met Thunberg en die CO2. Dat was ook on the record bevestigd. Door Google translate.
Waar ik het over wil hebben, is de rare relatie tussen persvrijheid en politieke correctheid. De vreemde drang van de media om massaal een forum te geven aan vertegenwoordigers van ideologieën en partijen die, zodra ze de kans krijgen, de persvrijheid meteen zullen afschaffen.
Doet er niet toe. Over al die commerciële keuzes en voorzichtige relaties met politici en begrijpelijke pogingen om de kijker en de lezer te behouden en te behagen wil ik het niet hebben. Daar moeten we begrip voor opbrengen: de concurrentie is nu eenmaal hard. Net zoals we begrip moeten opbrengen voor de polarisatie en de oneliners en de verkleutering van het televisienieuws: bij de VRT kunnen ze er ook niet aan doen dat de kijker sinds de komst van VTM-collectief is gedegenereerd, zodat alle nieuws nu op het niveau van achtjarigen moet worden gebracht. De tijden veranderen, de media evolueren mee.
Nee, waar ik het over wil hebben, is de rare relatie tussen persvrijheid en politieke correctheid. De vreemde drang van de media om massaal een forum te geven aan vertegenwoordigers van ideologieën en partijen die, zodra ze de kans krijgen, de persvrijheid meteen zullen afschaffen. Ik ga ze niet bij naam noemen, want je moet geen reclame maken voor die gasten; het zijn straks verkiezingen en ze krijgen in de mainstream media al meer dan genoeg gratis advertentieruimte. Ik vind dat onbegrijpelijk. Dat zulke stemmen zoveel ruimte krijgen.
Ik heb lang gedacht dat het een complot was. We zijn allemaal gevoelig voor complottheorieën, en de redacties van de concurrerende media zijn intussen zo vaak onderling getransfereerd dat iedereen daar louche netwerken in zou beginnen te zien. Maar intussen ben ik erachter dat de verrechtsing van de media helemaal geen complot is. Erger nog: het is zelfs geen gevolg van slechte wil. Nee, het is het gevolg van het feit dat de media het te goed willen doen.
‘Vrijheid van meningsuiting.’ Rechtse meningsuiting, wel te verstaan. Van links heet dat activisme.
Natuurlijk willen nieuwsmakers een zo breed mogelijk publiek bereiken. Sinds de ontzuiling vist iedereen in dezelfde vijver, en dus proberen alle spelers een zo breed mogelijk deel van het politieke spectrum te bedienen door een zo breed mogelijk segment aan meningen weer te geven. Omwille van de “neutraliteit” — maar tegenover pakweg de PVDA hebben ze minder last van die drang tot correctie; de vrijheid situeert zich vooral ter rechterzijde. Wat logisch is: de samenleving is verrechtst en de media volgen hun publiek. En schuiven dus mee op. Naar rechts. Met als gevolg dat we dag na dag dezelfde rechtse stemmen zien opduiken. Neem nu De afspraak. Zeg, wie bellen we vandaag? ’t Is dinsdag, Mia is naar de kapper en Rik zit nog in Italië, maar Jean-Marie zal wel vrij zijn. Ja maar, het gaat over klimaat, weet die daar iets van? Nee, maar hij zal wel een mening hebben zeker? En we waren toch niet op zoek naar feiten? Ook wat mensen mogen zeggen in de publieke ruimte is totaal veranderd: uitspraken die je vroeger alleen na sluitingsuur hoorde in de Leeuw van Vlaanderen kunnen nu probleemloos in prime time. Elke keer als de burgemeester van Lubbeek passeert is ’t prijs. Meer nog, niemand spreekt hen tegen. Nee, journalisten gaan daar ernstig op in. Echt, vluchtelingen, verspreidt dat vieze ziektes? ‘Vrijheid van meningsuiting.’ Rechtse meningsuiting, wel te verstaan. Van links heet dat activisme.
Het is waarschijnlijk een hopeloos ouderwetse journalistieke reflex, maar ik vraag mij dan af: hoe komt dat? Want de gemiddelde journalist is een aardige, eerder linkse jongen. Hoe rijm je dat met de inhoud van het nieuws? Of met het feit dat dezelfde bietekwiet dezelfde denkfouten in drie kranten mag etaleren? En dat die gastjes van die club met die blauwe T-shirtjes om de haverklap heel Vlaanderen mogen toespreken in prime time?
De oorzaak is even ontnuchterend als eenvoudig: domheid. Naïviteit. Niet van die gasten, he, begrijp mij niet verkeerd. Maar van de media, die nog steeds totaal niet begrijpen hoe de populistische propagandamachine werkt. Die gasten lopen tien jaar voor en we halen ze niet in, nee, ze lopen verder en verder uit. Meer nog: ze bepalen het volledige medialandschap. Vormelijk, inhoudelijk en fysiek. Oneliners, snelheid, polemisering, simplisme, sensatie: het is hun taal. Veiligheid, terreur, vluchtelingen: het zijn hun thema’s. En elke dag zien we hun kop. Hun memes. Hun slogans. Van entertainment tot hard nieuws, positief of negatief, ze zijn alomtegenwoordig, en als er echt niets anders lukt, maken ze een strak getimede ‘communicatieblunder’ die eigenlijk een zorgvuldig uitgekiende strategie is die resulteert in massa’s exposure.
In het kader van ‘neutraliteit’ krijgen rechtse meningen een breed forum, terwijl er tegenover linkse meningen een soort zelfcensuur optreedt. We zijn zo politiek correct geworden tegenover rechts dat we onszelf in de voet schieten.
Maar de media zien het niet. En zelfs al zouden ze het zien, intussen zijn we op een punt aanbeland waarop het tij niet meer te keren is. Want de mediastrategie van rechts is dubbel: de media tegelijk maximaal bespelen en totaal discrediteren. Hoewel rechts van alle partijen het minst kritisch benaderd wordt door journalisten en veruit het meeste airplay krijgt, blijven ze diezelfde media consequent wegzetten als links en zichzelf als Calimero. Uit angst dat cliché te bevestigen, gaan de media nog meer overcompenseren: geen kritische vragen, geen wederwoord, gewoon een vrij podium. In het kader van ‘neutraliteit’ krijgen rechtse meningen een breed forum, terwijl er tegenover linkse meningen een soort zelfcensuur optreedt. We zijn zo politiek correct geworden tegenover rechts dat we onszelf in de voet schieten.
Altijd weer klinkt dan het argument: wij willen hen ‘ontmaskeren’ of ‘confronteren’. Maar was de Pano-docu over de jongens in blauwe T-shirts een ontmaskering, of het begin van een verkiezingscampagne? Onderzoek heeft uitgewezen dat het interviewen van extremisten altijd tot meer polarisatie leidt. Ik vrees dat de media de mate waarin extreemrechtse, populistische partijen de klassieke media zeer bewust bespelen, nog steeds onderschatten. En dat veel ‘goedbedoelde’ stukken ongewild maatschappelijke tegenstellingen versterken.
Als je journalisten hierover aanspreekt, of kritiek uit op de ‘verrechtsing’, vallen de reacties uiteen in twee categorieën. De gelaten versie — ‘De krant is nu eenmaal een commercieel product dat moet verkopen en de hele wereld rukt naar rechts’ — en een zeer defensieve boosheid, die ik verdacht vind. Als de bereidheid tot kritisch zelfonderzoek zo klein is, wringt er meestal iets. Vaak eindigt zo’n gesprek met een verdekte waarschuwing: dat ik beter wat zou uitkijken met mijn mediakritiek. Onderliggende toon: ‘nestbevuiler.’ Maar is een open dialoog en kritische zelfreflectie niet de basis van goede journalistiek? En van de persvrijheid?
Wellicht vergis ik mij. In dat geval had ik vandaag ook beter mijn mond gehouden, maar daarvoor is het nu wat laat. Dus dank ik u voor het bijwonen van mijn journalistieke zelfmoord, en: een fijne avond nog!