Queer Arts Festival Leuven

25/11/2024 — Goeie avond. Waarschijnlijk verwachten jullie dat ik een soort toespraak ga houden. Enigszins activistisch, mogelijkerwijze feministisch. Maar in elk geval rationeel. Dat is nu eenmaal mijn profiel. Zulke dingen doe ik. Ik kijk vanop een afstandje naar de wereld om mij heen. Beschouwend. Analytisch. En schrijf er iets essayistisch over. Het ik-perspectief gebruik ik zelden. Autobiografisch schrijven of associatief freewheelen doe ik evenmin. Ik ben, wat heet, eerder een mannelijk auteur.
Intellectueel. Rationeel. Provocerend.

Geef toe.
Wat ik net zei is toch complete onzin?
Om dat zo te genderen.
Wie denkt en wie voelt.
En welk denken als denken geldt, en wat als buikgevoel, of andersom?

Dat eeuwige genderen.
Van Venus to Mars en van viriel tot hysterisch.
Je kan ermee lachen, maar o wee als je eraan morrelt.
Want op die binaire indeling (m/v) steunt de wereldorde.
Wie daaraan durft te raken, krijgt — al te vaak letterlijk — klappen.

Laat ons even terugkijken. Naar vroeger.
Liever dan door de bril van het heden
Bekijk ik de toekomst door het verleden
Want wie lijdt niet aan dagblindheid
alleen door de filter van de geschiedenis
kan je door de waan van de dag heen kijken —
als je ergens met je neus opzit, zie je niets,
behalve je eigen gelijk

Ik las onlangs dat de Amerikaanse politie tot diep in de jaren ’50 vrouwen die te mannelijk gekleed over straat liepen staande mocht houden. Wie niet minstens drie kledingstukken aanhad die typisch vrouwelijk waren, kon op grond van crossdressing worden opgepakt. Vaak werden die vrouwen en plein public uitgekleed. Stel je voor. Dat ik onder dit pak een kanten bh, bijhorend slipje en een jarretelgordel aan zou moeten hebben om wettelijk in orde te zijn. (Stel het je misschien niet teveel voor.) Parkeer het beeld even, hierzo.

Laat ons nog even iets verder terugspoelen.
Voorbij de Parijse gay bars van de jaren ’30
en voorbij de Roaring Twenties in Berlijn,
waar vrouwen in strakke mannenpakken in cabaretcafés andere vrouwen ten dans vragen, naar de eeuwwisseling — naar het moment waar Gertrude Stein als ‘most brilliant female student’ afstudeert aan Radcliffe College en medicijnen gaat studeren. Ze is zowat de enige vrouw op campus en ziet er tot overmaat van ramp niet eens vrouwelijk uit.
Nee, Gertrude verschijnt, met de woorden van een klasgenoot
‘big and floppy and sandaled and not caring a damn.’
Vier keer fout.
Kortsluiting bij de goegemeente, zeker als die ‘man-vrouw’ ook nog radicale meningen over gender en de maatschappelijke orde blijkt te hebben. De provocerende speech die ze in 1899 houdt over de waarde van onderwijs voor vrouwen is meteen ook het einde van haar medicijnenstudie. Ik citeer:

“De gemiddelde middenklassevrouw is economisch gezien het houden niet waard, en die economische afhankelijkheid van een man zorgt ervoor dat ze zichzelf in functie van de abnormale seksuele verlangens van de man omvormt van een wezen dat in de eerste plaats mens zou moeten zijn en dan pas vrouw tot een wezen dat voor alles en enkel nog vrouw is.”

Het zet Stein wel aan het denken, ook over zichzelf. Als haar eigen mentale eigenschappen en ambities met man-zijn geassocieerd worden, is ze dan misschien een man? Haar verwarring neemt nog toe als ze romantische gevoelens voor vrouwen krijgt. En formaliseert in haar relatie met Alice B. Toklas, die Gertrude steevast haar baby boy, Mr. Cuddlewuddle of my husband noemt. Er is de laatste jaren heel wat inkt gevloeid over Steins gender: zou ze in de huidige tijd transman zijn geweest? Of was haar mannelijke identiteit een soort van passing identity, die haar toegang gaf tot het old boys network van de Parijse kunstscène? Of beide? We weten het niet, en we zullen het wellicht nooit weten. We kunnen het haar niet meer vragen, en misschien wist ze het zelf niet eens.

 

Om eerlijk te zijn… ik weet het ook steeds minder zeker.
Hoe het nu zit met gender.
Het mijne dan.
Of dat nature is of nurture,
of sociale constructie,
Of net verzet daartegen…

In de jaren ’90

Laat me even nostalgisch zijn over de jaren ’90. Die prachtige jaren ’90 waarin onze hemden wit waren en onze schoenen zwart en we ze streken en poetsten voor we uit dansen gingen in bars waar buitenwippers aan de deur stonden die mannen buiten hielden, en waar we, portefeuille in onze achterzak, de sigaretten aanstaken van mooie meisjes die nog rookten en nog niet vapeten, terwijl de juxebox speelde en de discobal aan het plafond ons profiel met kuif op de muur met lovertjes overdekte. En we nog illegaal posters voor fuiven aan de muren plakten en de politie ons oppakte en beschimpte en we dag nadien met een kater van teveel pintjes uit plastic bekers gingen betogen voor het homohuwelijk en adoptie in plaats van onder de kat en het fleecedeken met een haver latte naar the L-word generation Q te kijken.

In die jaren ’90 vroeg ik me af of ik, als ik tijdens het vrijen bovenop mijn lief ging liggen, nog wel lesbisch was — kon dat wel, zo’n heterostandje?

Na de milleniumwissel veranderde dat, zoals alles, en vroeg ik me af, terwijl ik tijdens het vrijen bovenop mijn lief lag, of ik dan nog wel een vrouw was — kon dat wel, als de hormonen zo hijgerig door mijn lijf gierden? En wat ik daar verder bij voelde zacht uitgedrukt nogal viriel was?

Het koste me nog een decennium om het luidop te benoemen.
Dat ik mezelf eigenlijk als een jongen zag.

Let wel: jongen, niet man.
(Niet omdat ik bang was voor hoogverraad aan de lesbische liga, maar waarschijnlijk gewoon uit ijdelheid — telkens als er een gespierde jongen in marcelleke voorbij fietst, zegt mijn lief lachend: kijk! Je geprojecteerde zelfbeeld. Niet proberen, zo zonder handen, daar komen brokken van.)

En toen, ergens rond 2020, werd ik lid van een feministisch auteurscollectief

Omdat ik al langer bezig was met turven en tellen
Plots stond ik overal te praten over genderongelijkheid.
En hoe vrouwen zijn achtergesteld in de letteren.
De cultuursector.
De wereld.

En ik dacht

Eigenlijk is het van god los dat ik, of all people, hier de vrouw sta te verdedigen.

Want Ik heb mezelf nooit als vrouw gezien, maar altijd als mens.

Het is me nooit opgevallen dat de wereld uit twee genders bestaat
die mogelijkerwijze verschillende rechten zouden kunnen hebben.
Of aan verschillende gedragscodes gebonden zijn.
(Dat is wellicht ook de oorzaak van alle problemen in mijn leven.
Want wie aan de gendercodes prutst, schudt aan de maatschappelijke orde,

En dat doet niemand ongestraft.)

En ik hoorde mezelf zeggen:
We zijn een collectief van vrouwelijke auteurs
En binnen in mij sloot iets kort — ik was immers geen vrouw
Maar een knaap, eeuwig jong, gespierd, viriel,
Zo’n exemplaar dat zonder vallen zonder handen fietst
Zo voelde ik me toch
En afgaand op mijn gedrag zou ik mezelf,
Van buitenaf gezien, wellicht ook als man bestempelen

En ik keek de zaal in en besefte
dat ik voor iedereen die daar zat
en naar mij keek en luisterde
een vrouw was
Misschien niet de meest vrouwelijke vrouw
Misschien niet de meest typische vrouw
Beetje butch, beetje tomboy, beetje androgyn

Maar wel ontegensprekelijk een vrouw

En blijkbaar voor veel mensen een rolmodel van een sterke vrouw.
Een assertieve vrouw. Een analytische vrouw. Een intellectuele vrouw.
Iemand die zich al die eigenschappen, die mannelijke eigenschappen, durfde toe te eigenen.

Zonder schaamte.

En ik vroeg me af, een paar dagen later,
terwijl ik achter mijn bureau zat in plaats van op mijn lief te liggen,
of ik misschien, zoals Gertrude Stein, mezelf als jongen was beginnen te zien,
omdat er geen sociale positie is waarin je als vrouw dat alles kan zijn.

Mag zijn.
Sterk. Intellectueel. Direct. Analytisch. Assertief.
(Zonder dat iemand het agressief noemt, of hysterisch.)
Kwetsbaar.
(Wat tegenwoordig voor mannen een sterkte is, maar voor vrouwen nog steeds zwak.)
Dominant. Leidinggevend. Zelfzeker.

Later die dag, niet langer achter mijn bureau maar ietwat horizontaler,
maakte mijn lichaam me klaar en duidelijk dat het complexer is dan dat.
Dat het niet alleen tussen mijn oren zit, maar duidelijk ook lager.

Maar toch.

Het speelt wel mee.
Dat ik graag mee wil spelen met de jongens.
Gezien wil worden. En gehoord.

Misschien maakt het ook niet uit, wat het antwoord is.
Misschien is de vraag belangrijker dan het antwoord.

Want het deed me wel beseffen dat als ik me geen vrouw meer noem,
Ik mezelf weghaal uit de statistiek van genderongelijkheid.
En dat, hoewel ik mezelf nooit als man of vrouw gezien heb,
Maar altijd gewoon als mens, X, zo je wil, en niet m of v,
Het één niet los staat van het ander.

 

In een ideale wereld,
Zonder loonkloof, zonder vooroordelen, zonder voordelen,
Waarin onderwijs, werk, loon, status, zichtbaarheid, gezondheid, veiligheid en vrijheid
voor iedereen gelijk toegankelijk zijn en we eindelijk echt gelijke rechten hebben,
Maakt het niet uit.
Daar zouden we allemaal, zoals Ursula Le Guin het droomde, of Carry Van Bruggen,
Gewoon mensen kunnen zijn.

Maar daar zijn we nog niet, nog lang niet.
De wereld waarin we leven is, nog altijd, een wereld op maat van de man.
Politiek, cultureel, medisch, financieel, structureel.

We worden niet als vrouw geboren, maar tot vrouw gemaakt, schreef Simone De Beauvoir.
Ze doelde daarmee op het socialisatieproces dat ons leert nette meisjes te zijn.
De oneliner klopt ook voor mij, maar dan andersom:
waar ik me nooit vrouw heb genoemd, doe ik dat tegenwoordig wel.
Uit protest.
In dit pak. In dit lichaam. Met al mijn mannelijke karaktereigenschappen.
Noem ik mij: vrouw.
(En ik vind het nog altijd moeilijk. Maar ik doe het toch.)
Omdat het nodig is.

En steeds nodiger wordt, in een wereld die pijlsnel naar rechts zwenkt en de vrouw op alle mogelijke manier weer naar de jaren ’50 wil verwijzen.
Naar de keuken.
Naar ‘sois belle et tais toi.’
Naar meisjeskleuren en meisjeshobbies.
Naar door misogyne mannen opgelegde wereldbeelden, waarin abortus geen recht meer is, de Nederlandse tv pro-life reclame uitzendt, incel-adepten vinden dat ze het recht hebben vrouwen te verkrachten en Europese politici familiewaarden inzetten om vrouwen terug te katapulteren in de tijd. (37% van de Nederlandse mannen en niet eens zo gek veel minder vrouwen vinden dat het feminisme is doorgeslagen en voelt zich daardoor zo bedreigd dat ze in therapie of op militair bootcamp moeten om hun mannelijkheid terug te vinden. En dan moet de echte backlash op metoo en wokeness hier nog komen.)
Naar Gertrude Steins schrikbeeld van de dienstbare vrouw.
Naar eenvormige feminiene vrouwelijkheid.
En naar de verplichting minstens drie vrouwelijke kledingstukken te dragen.

Daarom noem ik mij, met goedvinden van de 20-jarige knaap in mij, weer even vrouw.
Luid en duidelijk.

Noem het gerust een fase.
Iets tijdelijks.
Iets wat ik ben zolang het nodig is.

Tot de wereld eindelijk in balans is,
en we eindelijk onbezorgd onszelf kunnen zijn.

Man op maandag, vrouw op vrijdag, tussendoor ertussenin.
Of zoals Orlando eerst een decennium het ene en dan een paar jaar het andere.
Of bij de ene partner dit en bij de ander dat.

Omdat het niet meer uitmaakt — behalve voor onszelf.

Daarop hoop ik.

Op dat moment.
Waarop we volkomen vrij kunnen zijn.
In een gelijkwaardige wereld.
Op maat van de mens.
m/v/x
Dat is, voor mij, queer future – and a very gay one indeed

Dus misschien moeten we daar eerst voor gaan
Met z’n allen — m / v & x

Want pas dan
Als gender geen sociale consequenties meer heeft
En dus geen sociale constructie meer is
Maar iets dat op zichzelf staat
Pas dan krijgt het zijn echte inhoud
Pas dan kunnen we
Los van alle ruis
Onbevangen voelen wie of wat we zijn
En zijn wie we ons voelen

Pas dan worden we mens.
Ten volle.

 

De speech nalezen in pdf PDF kan hier — (c) Gaea Schoeters, 25/22/24
https://l1nq.com/AslBl