Refugee #vraagstuk @destandaardweekblad
De Standaard Weekblad, 05/11/2022 — Pushbacks op zee, mensonwaardige leefomstandigheden in Griekse vluchtelingenkampen. Minderjarigen die mishandeld worden door de grenspolitie, naakte vluchtelingen die de speelbal zijn van politiek getouwtrek tussen Griekenland en Turkije. Wanhopige derdelanders uit Oekraïne die elders in Europa hun studies willen afmaken, maar in tegenstelling tot de ‘echte’ Oekraïense studenten nergens welkom zijn. Eindeloze rijen aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Mannen, gezinnen en kinderen die op straat slapen bij gebrek aan opvang.
Vluchteling. Of in het internationale Engels dat zij met ons en wij met hen spreken: refugee. Het woord duikt voor het eerst op eind 17e eeuw, meegebracht door de duizenden Franse Hugenoten die naar Engeland vluchten om aan de godsdienstvervolgingen van Louis XIV te ontkomen. De etymologie is interessant: het woord stamt van het oud-Franse réfugié, een als substantief gebruikt voltooid deelwoord van se réfugier, ‘toevlucht zoeken’. Iemand die toevlucht heeft gezocht en daarin geslaagd is, dus. Een betekenis die wortelt in het Oud-Griekse pheugein (vluchten, ontsnappen, op de vlucht zijn) en het Latijnse refugium: een plek waar je veilig bent voor achtervolging en gevaar / een instelling die veilig onderdak voorziet. Vertel dat maar eens aan al wie dezer dagen aan het Noordstation kampeert.
Refugee. De betekenis verschuift in de loop van de geschiedenis, afhankelijk van hoe welkom de vluchtenden zijn. In 1685 refereert het naar ‘iemand die in tijden van vervolging of politieke wanorde naar een ander land vlucht voor zijn veiligheid’. Twee eeuwen later betekent het ‘iemand die asiel zoekt’; het vinden slijt er snel vanaf. Begin 20e eeuw verbreedt de betekenis naar ‘iemand die zijn thuis ontvlucht’ naar aanleiding van de Vlaamse burgers die op de vlucht slaan voor de Eerste Wereldoorlog, zonder te weten waarheen. (Voor wie dat is ‘vergeten’: bij de Duitse inval vluchtten meer dan een miljoen Belgen naar Nederland.) Wij dus. Want we vergeten het weleens, maar het kan snel keren. Wie vluchteling is, en wie hem opvangt.
Die bedenking maakte Shakespeare al rond 1590, in zijn monoloog The Stranger’s Case — een pleidooi voor een humaan vluchtelingenbeleid. De speech maakt deel uit van een theaterstuk over Evil May Day: op 1 mei 1517 breken in Londen rellen uit tegen de strangers, arme én rijke immigranten die zich in de stad hebben gevestigd en er werken en wonen. Sheriff Sir Thomas More probeert de boze burgers die de vreemdelingen willen lynchen te kalmeren door hen te vragen zich in het perspectief van de vluchtelingen te verplaatsen. “Doe maar,” zegt hij, “Maar bedenk wel: als jullie voor die misdaad straks zelf verbannen worden en dit land moeten ontvluchten, wie geeft jullie dan asiel? En wil je zelf even slecht behandeld worden in dat nieuwe vaderland?” (Het toneelstuk werd overigens gecensureerd. De nieuwe influx van ‘vreemdelingen’ eind 16e eeuw (ook toen weer Franse en Nederlandse protestanten), werd weliswaar aangemoedigd door Queen Elisabeth, want Engeland worstelde met een recessie door een gebrek aan geschoolde werklui, maar had de xenofobe gevoelens onder de bevolking doen toenemen. De censor vreesde voor rellen en schrapte alle verwijzingen naar Evil May Day, incluis Shakespeares speech.)
Al te vaak zien we vluchtelingen als ‘de anderen’. Denken we dat het ons niet kan overkomen. Oekraïne (en de dreiging van de uitbreiding van die oorlog naar West-Europa) is wat dat betreft a rude awakening. Misschien verklaart dat onze bereidheid tot helpen: dat vluchtelingen plots witte mensen blijken te kunnen zijn. Vijf jaar geleden lieten Trui Hanoulle en ik in de voorstelling Schaduwtrein tieners van bij ons de vluchtverhalen van niet-begeleidde minderjarige leeftijdsgenoten vertellen. Dat kwam hard aan bij het publiek, dat ineens besefte dat de jongens die dat alles meegemaakt hadden kinderen waren zoals hun eigen dochters en zonen. Theatercollectief SkaGeN mikt op een soortgelijke empathische shock met hun Shadow Game, gebaseerd op de gelijknamige documentaire waarin regisseurs Eefje Blankevoort en Els Van Driel 3 jaar lang tien minderjarige vluchtelingen volgden doorheen Europa. De Sneakpeek-voorstelling gaat nog een stap verder: 19 dagen lang vlucht het publiek real time mee met de 16-jarige Afghaan Sajid Kahn. In een instant messaging app krijgen kijkers foto’s, filmpjes en chatberichtjes te zien waarin hij de documentairemakers op de hoogte houdt van zijn vooruitgang in the game, zoals smokkelaars en jongeren hun vlucht noemen. (De truck game, train game, mountain game… een al te realistisch spel, dat vaak neerkomt op ‘do or die’, zoals een van de jongens in de docu onomwonden stelt.) Voyeuristisch, maar vooral confronterend. Dat moet, vindt Sajid, want mensen beseffen te weinig wat vluchtelingen echt moeten doorstaan om het ‘laatste level’ te bereiken. (Beginnen met volgen kan elke woensdag.) Tegenstander van de jongeren in the game is de Europese grensbewaking, een ecosysteem dat theatermaker Thomas Bellinck doorlichtte in zijn musical Keep calm and validate, waarbij hij vaststelde hoe migranten door taal en procedures werden herleid tot data. Dat die twee narratieven botsen, mag niet verwonderen. Waar humanitaire organisaties en kunstenaars net proberen vluchtelingen als mens en individu te tonen, proberen de bevoegde instanties hen te abstraheren tot een fenomeen. Een ‘stroom’. En rechtse politici hen te demoniseren.
Refugee. Het woord verhardt geleidelijk. Ergens in de 18e eeuw raakt het vermengd met fugitive, ‘iemand die vlucht voor justitie’. Die betekenis gaat in de loop der tijden steeds luider klinken, en besmet de oorspronkelijke. Politieke propaganda versterkt die shift. Tot we vluchtelingen niet langer zien als mensen die vluchten uit angst, maar als mensen die ons angst aanjagen. Niet als slachtoffers van geweld, maar als potentiele daders. Niet als mensen die we refuge moeten bieden, maar als indringers die we moeten refuseren, terugsturen, uitwijzen. Die we mogen pushbacken. Mishandelen. Op straat laten slapen. Omdat we hen niet langer zien als bedreigd, maar als een bedreiging. Voor onze welvaart. En onze veiligheid. Want zo hebben rechtse partijen het begrip ‘vluchteling’ geframed. Sociale verschijnselen vormen onze taal, maar taal beïnvloedt ook ons sociaal gedrag.
Refugee anno 2022: een ontmenselijkt en ontmenselijkend containerbegrip waar we mensen met heel verschillende verhalen en achtergronden mee labelen. Die we vervolgens ongelijk behandelen. (Waarom gooien we onze deuren open voor Oekraïense vluchtelingen, maar niet voor Syriërs of Afghanen? Is de ene oorlog de andere niet?)
Misschien moeten we even terugdenken aan de oorsprong van het woord. Vluchtelingen zijn geen gevaar, maar mensen in gevaar. Geen bedreiging voor onze veiligheid, maar op zoek naar veiligheid. Geen mensen om bang voor te zijn, maar mensen die bang zijn. Veel banger dan wij. En kwetsbaarder. Mensen die verdienen dat we hen beschutting bieden. Menswaardige opvang. En heldere, transparante procedures. Waarin iedereen gelijk is voor de wet. Elke andere aanpak is een democratie onwaardig. (Hoeveel fysieke en psychologische schade lopen ze op tijdens hun vlucht? Of door de uitputtingsslag aan jarenlange procedures die hen hier wacht? Hoeveel levenstijd pakt ons systeem hen af?)
Ons ‘vluchtelingenmanagement’ is niets anders dan een geïnstitutionaliseerde versie van de mensonwaardige behandeling die Shakespeare meer dan 400 jaar geleden al aanklaagde in zijn monoloog, die hij afsloot met de woorden: ‘This is the strangers’ case. And this your mountainish inhumanity.’
Het stuk zoals het verschenen is, kan je hier nalezen.