Schuldig #DeMening #DSAvond
DSAvond, 05/11/13 – deze week geef ik elke dag mijn #mening over een item uit de actualiteit. Ziehier dag 2.
Mensen portretteren die voor de rechter staan is zoiets als stervenden fotograferen; dat doet men niet. Zelden is de mens kwetsbaarder dan wanneer zijn ziel wordt gewogen. Of het nu door de nakende dood, of door de man in de toga is. De reality-reeks De Rechtbank doet dat wel. Zonder een grammetje goedkope emotionaliteit. In de allerlaatste aflevering, het slotstuk van het assisenproces van de moord op Irene Orens, overtroffen de makers zichzelf.
Het hele proces lang had de beschuldigde, Romain Adriaens, nauwelijks een woord gezegd. Zelfs niet opgekeken. Verdriet in een blauwe trui, daar leek hij nog het meeste op. Zelfs de openbaar aanklager zei het luidop: daar zat een man die zijn vrouw miste. Maar was zijn verdriet ook spijt omdat hij haar zelf had vermoord? Ik weet het niet. Ik was blij dat ik thuis voor tv zat, en niet op de jurybanken. In 12 Angry Man wordt een verdachte die alles tegen heeft toch vrijgesproken omdat één jurylid blijft zitten met gerede twijfel: hij weet het niet. En dat volstaat. In dit proces was er ook nogal wat dat men niet wist. Meer dan wat men wel wist, eigenlijk. Maar het volstond. Adriaens werd veroordeeld.
Of dat terecht is, weet ik niet. Misschien wel. Misschien heeft hij zijn vrouw doodgestoken. Afgeslacht zelfs, volgens sommigen. Misschien niet. Zoals hij zelf hardnekkig bleef zeggen. Zelfs nadat hij schuldig bevonden was, en tegen zijn advocaat schreeuwde dat hij niet over de strafmaat moest pleiten, want dat er op de straf van onschuldigen niets af te dingen valt. In dat tumult keerde de camera zich naar de publiekstribune. Daar zaten, zij aan zij, de families van dader en slachtoffer. Ze waren tenslotte, tot voor de feiten, schoonfamilie. Triomfantelijk draaide de advocaat van de burgerlijke partijen zich naar hen om. Ze hadden gewonnen, het monster zat vast. Op de banken bleven de gezichten blank. Verliezen deden ze toch. Hun zus. Hun schoonbroer. Hun broer. Maar vooral: de illusie dat dit proces een catharsis zou zijn.
Verslagen schuifelden ze de rechtszaal uit. Drie jaar hadden ze op dit proces gewacht. Vijf dagen lang hebben ze experts horen praten. Buren. Jeugdvrienden zelfs. Er zijn leugens aan het licht gekomen, en ongeloofwaardige verhalen verteld. Maar er is nauwelijks bewijs. En al helemaal geen bekentenis. Er is een man, die zijn onschuld uitschreeuwt, en een vrouw, die niets meer kan vertellen omdat ze dood is. En er zijn vragen. Die onbeantwoord blijven.
Net die vertwijfeling maakt van De Rechtbank superieure televisie; het programma oordeelt nooit, maar laat de kijker achter met grote vragen. Waarop hij zelf een antwoord moet zien te vinden. Wat veel televisieprogramma’s zo ergerlijk slecht maakt, is hun vreselijke drang naar helderheid. Catharsis. Rechtvaardigheid. Waardoor ze zich steevast vastrijden in moreel simplisme en verstikkende eenduidigheid. Goede tv bereikt hetzelfde als grote literatuur: dat de mens zichzelf bevraagt.