Vrouwenemancipatie vs. dekolonisatie #rektoverso
26/04/2019, Rekto:Verso — Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.
Is een stap vooruit in dekolonisatie een stap achteruit voor vrouwenemancipatie? Naar aanleiding van Marianne Van Boxelaere’s stuk over genderongelijkheid schreef Gaea Schoeters dit opiniestuk. ‘De kans is groot dat het opnieuw de vrouwen (en andere kwetsbare kunstenaarsgroepen) zullen zijn die de dekolonisatie betalen.’
Genderongelijkheid in de kunsten is een goed gedocumenteerd feit, geen fabeltje dat in stand gehouden wordt door verongelijkte hysterische feministes. Onderzoek heeft aangetoond dat vrouwelijke kunstenaars systematisch minder zichtbaarheid en lagere vergoedingen krijgen dan hun mannelijke collega’s. Niet alleen in de beeldende kunsten, maar evenzeer in de muziekwereld en in de letteren. En wat erger is: we doen er niets aan.
Nochtans weten we al een tijdje dat er iets schort: de New Yorkse kunsthistoricus Linda Nochlin stelde in de jaren 1970 al vast dat de kunstgeschiedenis vrouwelijke kunstenaars systematisch uitsluit. Om die stelling te onderbouwen turfden de Guerrilla Girls alle grote museumcollecties, met de bekende bedroevende resultaten tot gevolg.
88% van de werken in de grote Belgische collecties zijn door mannen gemaakt.
In Europa waren de conclusies nog schrijnender: 88% van de werken in de grote Belgische collecties zijn door mannen gemaakt. En dan hebben we het over hedendaagse kunst, dus de historische sociaal achtergestelde positie van de vrouw speelt in principe niet mee. Dat de positie van de vrouwelijke kunstenaar blijkbaar nauwelijks verbeterd is in de laatste paar honderd jaar, bewijst alleen maar de diepe inbedding van seksisme in ons maatschappelijk model.
De canon is mannelijk, de beoordelingscriteria zijn mannelijk, de netwerken zijn mannelijk. De oorzaken daarvoor zijn complex, maar ook weer niet, of, zoals een journalist van The New York Times het samenvatte: ‘Kunst van vrouwen verkoopt minder, gewoon omdat het door vrouwen is gemaakt.’ Want zelfs als er geen kwaliteitsverschil is, zijn de veilingprijzen de helft lager.
En hoewel er, in elk geval in de beeldende kunsten, wel een inspanning gedaan wordt om de zichtbaarheid van vrouwelijke kunstenaars te verhogen met women only shows, blijven de financiële verloningen even laag: het jaarinkomen van vrouwen is minder dan de helft van dat van hun mannelijke collega’s, wat hun professionaliseringskansen aanzienlijk verlaagt.
In de letteren en in de muziek is het niet anders: de instroom aan vrouwelijke kunstenaars neemt toe, maar het glazen plafond blijft – zeker financieel – stevig op zijn plaats. Ook de grote prijzen, waar nog geld of prestigieuze opdrachten aan verbonden zijn, gaan in meer dan driekwart van de gevallen naar mannen, wat opnieuw resulteert in minder zichtbaarheid en doorgroeikansen.
Vrouwen die toch doorbreken in traditionele mannenberoepen, zoals vrouwelijke componisten en dirigenten, blijven aanzienlijk minder verdienen, en moeten zich veel meer bewijzen om dezelfde kansen te krijgen. De enige uitzondering: sopranen, die nu eenmaal niet door mannen vervangen kunnen worden. Of zoals een galerijdirecteur het stelde: ‘Vrouwen zijn de koopjes van onze tijd.’
Dekolonisatie
Dat is allemaal niet fraai, maar nog minder fraai is het dat we er nauwelijks iets aan doen. Dekolonisatie is dezer tijden nochtans een hip begrip: musea moeten manu militari gedekoloniseerd worden, de canon moet minder wit worden, het letterenlandschap moet worden opengebroken en meer divers worden, want het geeft niet langer de maatschappelijke werkelijkheid weer.
Dat is natuurlijk allemaal waar, en ook een goede zaak, alleen vergeten we in onze haast om een — op dit moment politiek gevoelige — maatschappelijke minderheidsgroep te emanciperen, dat de vorige grote emancipatiebeweging verre van afgerond is. Want van een dergelijke collectieve schuldbekentenis en maatschappelijke correctie naar vrouwen toe is nooit echt sprake geweest. Vroeger niet, nu niet, nooit niet.
Vrouwelijke kunstenaars die over hun achtergestelde positie klagen, worden nog steeds met de regelmaat van de klok weggezet als ‘rancuneuze hysterische bitches’.
Integendeel: vrouwelijke kunstenaars die over hun achtergestelde positie klagen, worden nog steeds met de regelmaat van de klok weggezet als ‘rancuneuze hysterische bitches’ die gewoon harder hun best moeten doen. Of net niet, want al te vaak zeggen mannen met een vriendelijk, paternalistisch schouderklopje tegen vrouwen met intellectuele ambitie ‘dat ze beter wat minder hun best zouden doen’ — wat erop neerkomt dat ze hun plaats moeten kennen: keukenmeidenromans en girlycolumns schrijven mag, het denkwerk moeten ze aan de mannen overlaten. Zoiets mag je rustig zeggen, net zoals een jury mag zeggen dat vrouwen nu eenmaal minder goed schrijven.
Een dergelijke neerbuigende attitude tegenover kunstenaars van kleur is dezer dagen ondenkbaar. Stel je voor dat iemand zou zeggen dat er gewoon minder schrijvers van kleur zijn omdat gekleurde mensen nu eenmaal minder talent hebben: de hel zou losbarsten. En terecht. Sommige uitgeverijen werken intussen zelfs met sensitivity readers die moeten checken of kunst niemand tegen de borst stoot.
Stel je voor dat iemand zou zeggen dat er gewoon minder schrijvers van kleur zijn omdat gekleurde mensen nu eenmaal minder talent hebben: de hel zou losbarsten.
Nooit van gehoord naar aanleiding van de talloze scènes van geweld tegen vrouwen of verkrachtingen in romans, het notoire seksisme van grote auteurs, of het gebrek aan homoseksuele personages in de canon. (Ook een onnodige overreactie, me dunkt, maar dat is een andere kwestie.)
En als iemand al kritiek zou durven te uiten, zou die onmiddellijk gecounterd worden met ‘racisme’, ‘cultural bias’ of ‘white gaze’ — al dan niet terecht, want die begrippen worden, zoals dat in elke activistische strijd gaat, soms ook weleens te snel van stal gehaald. Voor vrouwelijke kunstenaars werkt dat averechts: spreek over seksisme, mannelijke referentiekaders of mannelijke beoordelingscriteria, en je maakt het alleen maar erger. ‘Kijk nu, het wijfje kan niet tegen haar verlies.’
(De enige vergelijkbare situatie waarbij vrouwen met succes een dergelijk argument gebruikten, was het Boekenweekgeschenkthema: toen riepen sommige vrouwelijke auteurs — naar mijn mening totaal onterecht — dat mannen niet ‘over vrouwen’ zouden kunnen schrijven, want dat dit cultural appropriation was. Dat is natuurlijk complete onzin; wat wel waar is, is dat het godgeklaagd is dat vrouwen proportioneel veel minder vaak het Boekenweekgeschenk mogen schrijven, wat het thema ook is. Dat euvel is intussen alvast verholpen.)
Waarmee ik maar wil zeggen: prima dat we met de dekolonisatie een groot historisch onrecht proberen recht te zetten, ook in de kunstwereld, maar kunnen we deze gelegenheid alsjeblieft aangrijpen voor een brede emancipatie? Want daar waren we nog lang niet klaar mee, meer nog: we waren er nog niet eens aan echt begonnen. Cijfers tonen aan dat de situatie van de vrouw in de kunsten sinds de jaren 1970 nauwelijks is verbeterd.
Seksisme is, vergeleken met racisme, vrijwel onzichtbaar of wordt gepercipieerd als een luxeprobleem.
De vergelijking zal me ongetwijfeld kwalijk worden genomen, de zin viel al slecht toen Lennon hem in 1971 schreef, maar de vrouw is nog steeds ‘the Nigger of the World’. Alleen heeft ze, in tegenstelling tot de etnische gemeenschappen, geen politieke relevantie en nauwelijks nog een activistische beweging achter zich. Seksisme is, vergeleken met racisme, vrijwel onzichtbaar of wordt gepercipieerd als een luxeprobleem. Etnische diversiteit is, in deze tijden waarin identiteit het grote politieke thema is, een hot issue.
Gemiste kans?
Het is een beetje onaardig om een goed initiatief te gebruiken om een probleem aan te kaarten, maar de letterensector is de sector die zich tot hiertoe het duidelijkst heeft uitgesproken voor meer diversiteit. Het Vlaams Fonds voor de Letteren lanceerde onlangs haar Diversiteitscharter. Op zich een mooi initiatief: onder het motto ‘Diversiteit is wat je hebt, inclusie is wat je doet’ probeert het VFL alle spelers in de boekensector ertoe aan te zetten zich te engageren voor meer divers letterenlandschap. Die diversiteit wordt ook breed gedefinieerd: naast etnische diversiteit worden ook sekse, gender, leeftijd, seksuele voorkeur en fysieke beperking genoemd. Prachtig. Alleen: bij toepassing in het veld versmalt de focus zich snel.
Bij de voorstelling van het Charter tijdens de Staat van het Boek ondertekende een voor de boekensector representatieve groep mensen symbolisch het Charter. Het siert hen dat ze er geen handvol excuusallochtonen hadden bijgehaald voor de foto, want ‘het moest duidelijk zijn dat een hoofdzakelijk witte sector zich openstelt voor meer kleur’.
Die samenvatting maakte me licht ongerust, en even een oor te luisteren in de wandelgangen bevestigde wat ik al vreesde: in geen tijd versmalde de focus van het Charter zich in de hoofden van velen naar de maatschappelijk gangbare en actuele definitie van diversiteit. Etnische diversiteit. Meer kleur.
Laat het me nog een keer zeggen: die eis is zeker terecht. Alleen is hij dat ook voor vrouwelijke kunstenaars. Maar toen die kansenongelijkheid werd vastgesteld, volgde daarop geen sectoriele verontschuldiging en correctie, maar zei zowat iedere betrokken speler dat zoiets spontaan moet veranderen en dat hij/zij daar niets aan kan doen.
Tegelijkertijd weet iedereen in de kunstsector dat er onuitgesproken quota voor etnische diversiteit worden gehanteerd, en dat de kwaliteitsnormen daar al eens voor worden opgerekt, ook al omdat de factor publieksverbreding (het bereiken van minderheidsdoelpublieken die anders niet aan het culturele leven deelnemen) zwaar doorweegt, en ook in het kader van talentontwikkeling krijgen artiesten van kleur verhoudingsgewijs meer ondersteuning en kansen. Eigenlijk krijgt de kunstensector de verantwoordelijkheid doorgeschoven voor een maatschappelijk integratieproces dat noch in het onderwijs, noch op de arbeidsmarkt gelukt is: etnische inclusie verzekeren.
Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat een dergelijke inhaalbeweging onterecht is of dat kunstenaars van kleur minder getalenteerd zijn (al is er wel een verschil in ervaring gezien de historische achterstelling), maar enkel dat een dergelijke correctie voor vrouwen onbestaande is: wie evenveel kansen wil krijgen als een mannelijke collega, moet vooralsnog dubbel zo goed zijn. Evenveel betaald worden is helemaal out of the question.
De rekening
Bovendien, en nu heb ik het niet alleen over de letteren, maar over alle kunstdisciplines, moet de ruimte voor die verbreding ergens vandaan komen, zowel financieel als wat betreft zichtbaarheid en podiumruimte. De koek moet niet alleen anders verdeeld worden, er moet ook substantieel meer koek komen. Dat is een mathematisch gevolg van de verbreding: wie meer verschillende doelpublieken wil aanspreken met meer soorten kunst, moet daarvoor meer geld op tafel leggen. Punt uit.
Als daarvoor geen extra budgetten worden vrijgemaakt, kan ik u nu al voorspellen waar dat geld vandaan zal komen: van de andere minderheden in de kunsten. Want de succesvolle mannetjes zijn heus niet van plan een deel van de koek af te staan, en het lijkt me ook erg onwaarschijnlijk dat er aan de verworven rechten van de gevestigde mannelijke kunstenaars zal worden gemorreld — verzekeren zij immers niet onze internationale uitstraling, zijn zij niet ons uithangbord?
De middelen zullen naar alle waarschijnlijkheid verdeeld worden onder hen, enerzijds, en de politiek-emancipatorisch noodzakelijke minderheden anderzijds. In het beste geval wordt diversiteit met een dubbelslagje ingevuld: wie een allochtone vrouw programmeert, is in één keer van het gezeur af. De allochtone, lesbische vrouw: een Superkoopje! (Gelukkig zijn er ook voorbeelden van een zeer brede invulling van het diversiteitsbeleid, bijvoorbeeld in de KVS en in De Studio, waar ze een Secretary of Queer Affairs aanstelden en Tom Lanoye een reeks theatertekstlezingen van uitsluitend vrouwelijke theaterauteurs cureert.)
De kans is groot dat het opnieuw de vrouwen zullen zijn die de dekolonisatie betalen.
Kortom: de kans is groot dat het opnieuw de vrouwen (en de andere kwetsbare kunstenaarsgroepen en kunstgenres) zullen zijn die de dekolonisatie betalen, zoals het in tijden van economische crisis ook altijd de vrouwen zijn die er het eerst op achteruit gaan.
Wie op die manier diversifieert, diversifieert niet echt: het enige gevolg is dat je minderheden tegen elkaar opzet om dan de minderheid tevreden te stellen die op dat moment politiek gezien het zwaarst doorweegt. De enige uitweg uit deze impasse is een radicaal herdenken van de heersende normen en netwerken, en een echt doorbreken van het mannelijke, heteroseksuele witte monopolie. En daarvoor meer middelen voorzien.
Daarvoor moeten we radicaal herdefiniëren hoe we naar kunst kijken, en naar de maatschappelijke orde, in plaats van een optische schoonmaakactie in te zetten omdat de political correctness van de dag dat vraagt. De vraag is of we daartoe bereid zijn.