Wie wil er nu nog testosteronproza lezen? #demorgen #zeno

De Morgen, 17/10/2020 —  “Wie wil er nu nog testosteronproza lezen?” / De genderkloof in de letteren is nog lang niet gedicht
Anno 2020 hebben vrouwelijke auteurs evenveel carrièrekansen als hun mannelijke collega’s. Toch? Vergeet het maar. Uit onderzoek van de Nederlandse literatuurwetenschapper Corina Koolen blijkt dat romans van vrouwen systematisch lager worden ingeschat dan die van mannelijke schrijvers. “Onbewust heerst nog steeds het idee dat grote literatuur een mannenzaak is.”

Een andere ongemakkelijke waarheid uit het onderzoek: vrouwelijke hoofdpersonages worden als minder literair gepercipieerd dan mannelijke protagonisten. Daarnaast stipt Koolen aan dat van de 84 bestverkochte Nederlandstalige literaire romans er 28 geschreven zijn door een vrouw, dat boeken van vrouwen op slechts 30 procent van de aandacht kunnen rekenen in dagbladen, dat vrouwen minder kans maken op een werkbeurs en dat hooguit 25 procent van de literaire prijzen naar een vrouw gaat. Auwch!

Koolen bundelde de resultaten in het helder geschreven Dit is geen vrouwenboek. Startpunt was Het Nationale Lezersonderzoek dat ze in 2013 samen met enkele collega’s op poten zette. Via die grootschalige enquête gaven bijna 14.000 mensen hun mening over zo’n 400 boeken. “We waren aanvankelijk helemaal niet gefocust op de factor gender,” vertelt Koolen. “Alleen bleek niet alleen dat de top tien enkel uit mannen bestond, 70 procent van de bovenste helft van de lijst bestond uit mannen en 70 procent van de onderste helft was vrouw. Ik begon me af te vragen hoe dat kon.”

Et voila, het doctoraatsonderzoek van Koolen was geboren. Ze combineerde de resultaten van het lezersonderzoek met computeranalyses van bijna vijfhonderd romans om te meten of er objectieve verschillen zijn tussen teksten van mannen en vrouwen. Daarnaast liet ze respondenten onder andere oordelen over geanonimiseerde teksten. De resultaten zijn niet min. “Een mannelijke literaire auteur scoort vanzelf een half punt hoger dan een vrouwelijke literaire auteur, enkel en alleen omdat hij een man is,” licht Koolen toe. “Daarnaast is duidelijk dat we mannen en vrouwen anders beoordelen. Zelfs bij hoog gerangschikte literaire romans van vrouwen oordelen we vooral op basis van inhoud en plot terwijl we het werk van mannelijke auteurs bespreken op basis van literair-technische criteria zoals stijl, opbouw en taal. Bovendien verdwijnt de gendergap als de auteursnaam onbekend is.”

Pseudo-filosofische prietpraat

Wie niet verrast is door Koolens onderzoek, is auteur en journalist Gaea Schoeters. Schoeters klaagt al langer de ongelijke man-vrouwverhouding aan binnen het literaire bestel. Ze is verheugd dat Koolen met cijfers aantoont wat voor velen al langer een buikgevoel was. “De literaire wereld is nu eenmaal een weerspiegeling van de rest van de maatschappij. Ook daar domineert het perspectief van de witte, heteroseksuele middenklasseman.”

“Van mannen verwachten we essayistiek en ideeënromans, van vrouwen willen we dat ze autobiografisch schrijven of zich met poëzie en jeugdliteratuur bezighouden,” vervolgt Schoeters. “Op zich is er met geen van die genres iets mis, maar vrouwen die genderhokjes niet aanvaarden, zullen het geweten hebben. Zo kreeg Niña Weijers te horen dat ze pseudo-filosofische prietpraat verkoopt omdat de plot in haar boeken ondergeschikt is ten aanzien van de gedachtes. Ik kan me niet voorstellen dat iemand zoiets tegen een jonge mannelijke auteur zou zeggen. Bovendien kom je als vrouwelijke auteur in een patstelling terecht. Als we ons op het domein van het denken begeven, worden we afgestraft en als we over gevoelens schrijven, worden onze boeken te licht bevonden. Alleen autobiografisch proza van vrouwen scoort, waardoor de tweedeling nog versterkt wordt: vrouwen mogen over het kleine leven schrijven, zoals vrouwelijke componistes (vroeger) enkel kamermuziek mochten maken.”

Ook het feit dat vrouwelijke hoofdpersonages lager gewaardeerd worden, verbaast Schoeters niet. “In mijn roman De kunst van het vallen heeft de biseksuele protagonist geen duidelijk gender. Een prominente figuur uit het literaire veld gaf me daarom de vriendelijk bedoelde vaderlijke tip om ‘nog eens een heteroroman te schrijven’. In dat geval zou ik tenminste een prijs winnen. ‘Want mannen willen niet lezen over wat er tussen vrouwen speelt.’ Ik weet zeker dat mijn carrière er anders zou hebben uitgezien als ik als jongen geboren was. Dan was ik al lang ‘die nieuwe Mulisch’,” grijnst ze.

Wie Koolens onderzoeksresultaten ook herkenbaar vindt, is auteur Lize Spit. Al voegt ze er meteen aan toe dat ze niet kan klagen over haar literaire loopbaan. Met Het smelt groeide ze in een mum van tijd uit tot één van de meest succesvolle debutanten van de voorbije jaren. “Misschien heeft het feit dat ik een jonge vrouw ben me daar zelfs een beetje bij geholpen,” zegt ze. “Maar dat neemt niet weg dat de ongelijkheid tussen man en vrouw in de maatschappij doorwerkt in het literaire veld.”

Niet alleen wordt Spits uiterlijk vaak beschreven in de inleiding van interviews, ze merkt daarnaast op dat ze inhoudelijk niet altijd even ernstig genomen wordt. “Het is vaak heel subtiel. Toen ik op een podium geïnterviewd werd samen met een oudere, mannelijke collega, merkte mijn redacteur op dat hij alle inhoudelijke vragen kreeg terwijl de oppervlakkige vragen bij mij terecht kwamen. En als ik al eens ergens een mening geef, krijg ik reacties van mannen die me aanspreken met ‘meisje’. Ik geloof niet dat veel mannen van 32 ‘jongetje’ worden genoemd. Ook de term ‘grote roman’ wordt doorgaans eerder gereserveerd voor boeken die door mannen worden geschreven.”

Al benadrukt Spit dat ze vindt dat vrouwen gerust wat minder bescheiden mogen zijn. “Vrouwen gaan minder snel in op uitnodigingen van talkshows omdat ze denken dat ze niks relevants te zeggen hebben over een bepaalde thematiek. Bovendien vind ik dat onze mannelijke collega’s vrouwen wel degelijk ernstig nemen. Het is dus geen kwestie van de apenrots waar de mannetjes de vrouwtjes van afduwen. Het gaat veeleer om maatschappelijke mechanismes dan dat we individuen ter verantwoording kunnen roepen.”

Testosteronproza

Ook Koolen wijst niemand met de vinger in haar boek. Bovendien blijft ze doelbewust weg van activistisch taalgebruik. “Ik ben die politieke toon uit de weggegaan omdat ik de cijfers wil laten spreken,” zegt ze. “Lezers moeten op basis daarvan zelf hun oordeel kunnen vellen. Als ze het gevoel krijgen dat ik aan het prediken ben, stoot dat alleen maar af.”

Die aanpak ten spijt, kreeg Dit is geen vrouwenboek aardig wat tegenwind te verduren. Schrijfster en columniste Elma Drayer kan haar woede nauwelijks verhullen als ze in de Nederlandse krant De Volkskrant schrijft dat Koolen het bij het verkeerde eind heeft. Volgens Drayer doet het er bij uitstek in de literaire wereld niet toe welk geslacht je hebt: wie kwaliteit biedt, wordt opgepikt. “Tja, Elma wil mijn boek gewoon niet oprecht lezen,” reageert Koolen laconiek. “Natuurlijk is er mijn interpretatie, dat kan geen enkele onderzoeker uitsluiten. Maar het zijn cijfers op basis van degelijk onderzoek. Bovendien hebben collega’s die geen feminist zijn mijn bevindingen intussen bevestigd met een andere dataset.”

Auteur en radiomaker bij Klara Heleen Debruyne vindt dat de reactie van Drayer niet meer van deze tijd is. “Nog los van een feministisch perspectief snap ik niet dat je kan geloven dat talent als olie komt bovendrijven. In de geschiedenis hebben gecanoniseerde auteurs altijd verdedigers gehad. Niet allen vrouwen, maar ook mannen die niet uit het juiste milieu komen of een minder gunstige socio-economische achtergrond hebben, vinden minder makkelijk vaste voet aan de grond in het literaire wereldje. Zeker in een klein taalgebied zijn de letteren een netwerkgebeuren en een neveneffect daarvan is dat talent soms van minder belang is dan wie je bent of hoe je overkomt.”

Debruyne voegt eraan toe dat ze het interessant zou vinden mocht er onderzoek gedaan worden naar waar beginnende auteurs hun inkomen vandaan halen. “Ik heb me er al lang bij neergelegd dat het haast onmogelijk is om van je pen te leven en dat je andere inkomsten nodig hebt.” Maar niet voltijds kunnen schrijven, betekent dat je minder energie hebt voor de boeken die je wil schrijven. “Ach ja,” zegt Debruyne droogjes, “het heeft iets Peter Buwalda-achtigs om je te kunnen veroorloven om acht jaar lang aan een roman te schaven tot de tekst puntgaaf is en dan alsnog te lamenteren dat het zo’n zwaar proces was. Wie kan er nu elke dag bezig zijn met de creatie van een groot meesterwerk? Het zou me wat dat betreft kortom benieuwen of beginnende auteurs uit welgestelde families komen, of ze verantwoordelijk zijn voor kinderen en of ze een partner hebben met een inkomen. Misschien spelen zo’n factoren ook een rol binnen de genderverhoudingen.”

Marja Pruis, auteur en literatuurredacteur bij het Nederlandse weekblad De Groene Amsterdammer, ziet de toekomst wat betreft de genderverhoudingen binnen het literaire veld wel rooskleurig in. Dit in tegenstelling tot Koolen die er in haar boek op wijst dat we soms al te makkelijk denken dat het vanzelf goed zal komen met de man-vrouwverhoudingen. “Ik heb het gevoel dat er in de jaren tachtig veel denigrerender werd gedaan over vrouwelijke auteurs,” vertelt Pruis. “Ik merk dat literatuur van vrouwen vandaag breed gewaardeerd wordt en ik voel me zelf een stuk vrijer. Ik ben opgegroeid met ontzag voor gevestigde mannelijke schrijvers maar ik heb me daar los van gemaakt. Vroeger dacht ik dat ik Harry Mulisch moest lezen of dat ik Willem Frederik Hermans moest bijhouden. Vandaag zou ik dat minder hebben. Doe mij maar boeken van auteurs als Maartje Wortel, Nina Polak of Sigrid Nunez.”

Pruis voegt eraan toe dat ze het werk van auteurs als Ilja Leonard Pfeijffer of Tommy Wieringa achterhaald vindt. “Wie wil er nu nog zo’n testosteronproza lezen? Ik alvast niet. Iemand als Ilja is haast een pastiche op zichzelf geworden.” Al beseft ze dat deze auteurs nog steeds bovenaan de bestsellerlijsten prijken. “Misschien zit ik wat dat betreft in een bubbel. Mijn mannelijke collega’s bij De Groene lezen graag Joan Didion of Annie Ernaux. Bovendien houden we als redactie veel rekening met het genderevenwicht. Dan tellen we bijvoorbeeld of we niet teveel mannen bespreken en of romans van vrouwelijke auteurs niet enkel door vrouwen gerecenseerd worden. Dat is op zich simpel maar ik geloof in het effect ervan.”

Toverstaf

Andere pistes om de genderkloof te tackelen, lijken alleszins minder evident. Het idee dat jury’s voor minstens vijftig procent uit vrouwen moeten bestaan, brengt bijvoorbeeld geen zoden aan de dijk. Integendeel zelfs. Uit Koolens onderzoek komt naar voor dat vrouwelijke lezers extra streng zijn voor vrouwelijke auteurs. “Dat is een gekend fenomeen,” bevestigt Pruis. “Het kan zelfs slecht nieuws zijn als er veel vrouwen in een jury zitten. Sommige vrouwen willen bijvoorbeeld tonen dat ze neutraal zijn en zullen daarom juist geen vrouw voortrekken. Een andere oorzaak is dat ze willen benadrukken dat ze heus wel weten wat echte literatuur is en dus doorsnee-keuzes maken: die voor de witte man.”

Blind oordelen over beurzen en prijzen klinkt dan weer goed, maar blijkt in de praktijk onhaalbaar. “In de muziek werpt dat zijn vruchten af,” geeft Schoeters aan. “Sinds men audities achter een scherm organiseert zodat je niet kan zien wie er aan het spelen is, is de genderverdeling in orkesten gigantisch veranderd. Alleen is dat in de literatuur helaas niet mogelijk.” Doordat er recensies en interviews verschenen zijn, weten juryleden na een paar pagina’s namelijk al wie de auteur is. Bovendien blijven vrouwelijke hoofdpersonages een reëel nadeel dat niet weggewerkt raakt door een anonieme kaft.

Koolen doet aan het einde van haar boek dan ook een aantal suggesties waarbij ze zowel uitgevers, recensenten, juryleden van literaire prijzen als de lezers zelf wijst op het feit dat ze kunnen bijdragen aan verandering. Bottom line van haar betoog is dat het belangrijk is om jezelf als lezer kritisch te bevragen. Waarom schiet het woord ‘vrouwenboek’ je te binnen en zou je dat woord ook gebruiken mocht de auteur een man zijn geweest? Is de menopauze een minder literair onderwerp dan een man met een midlifecrisis? En zou je een achterflap anders interpreteren mocht de schrijver een ander geslacht hebben?

Of ze hoopt dat ze met dit boek kan bijdragen aan verandering? “Mijn dochter denkt dat ze kan toveren en soms droom ik er stiekem van dat mijn boek een soort toverstafje wordt waarmee ik scheve genderverhoudingen recht kan trekken,” lacht ze. “Natuurlijk besef ik dat we niet té ongeduldig mogen zijn. Wat ik wel hoop, is dat mensen gaan inzien dat vooroordelen ons nog steeds parten spelen. En hoewel ik mij focus op vrouwen, mag duidelijk zijn dat gelijksoortige mechanismes evenzeer in het nadeel spelen van mensen met een migratie-achtergrond. Auteur Rachida Lamrabet vertelde me dat zij ooit de opmerking kreeg dat ze wat minder over migratie moet schrijven. Die verhalen worden evengoed niet als ‘universeel’ gezien.”

En dan is er nog de suggestie van Marja Pruis. “Het blijft natuurlijk ergerlijk dat we literatuur nog steeds definiëren als datgene wat door mannen wordt geschreven. Het enige wat je daar écht tegenover kan stellen, dat is dat je als vrouw hele mooie boeken gaat schrijven.”

Dit is geen vrouwenboek werd uitgegeven bij HarperCollins

 

 

Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.