little matador – grote klasse #docu
Stierengevechten maken mij altijd een beetje misselijk. Zelfs op televisie. Meestal gaat het lot en lijden van de stier mij meer aan het hart dan dat van de matador -ook al is dat tot op zekere hoogte hypocriet voor iemand die zoveel van steak houdt.- Maar toch is Little Matador een absolute must-see.
Desnoods doe je gewoon even je ogen dicht elke keer als er een stier in beeld verschijnt. Dat kan perfect, want eigenlijk is dit helemaal geen documentaire over Zuid-Amerikaanse kindtorero’s. Journaliste en documentairemaakster Sandra Jordan houdt achter de wervelende capes een heel ander, veel schrijnender verhaal verborgen.
Net zoals een klassieke corrida verloopt de film in drie fases. Het begint allemaal heel onschuldig, een beetje voorspelbaar zelfs. Net zoals een stierengevecht. De personages komen de arena binnen, groeten het publiek, lonken wat naar de camera en lokken de kijker spelenderwijs hun wereld in. We ontmoeten de vastberaden Michelito, zoon van een beroemde torero, die ‘al in de buik vocht in de arena en de jongste professional ooit wil worden,’ de verlegen Joey, door zijn mentor van straat geplukt tijdens een schijngevecht met een file auto’s, voor wie stierenvechten een deur is naar een beter leven, en de vastberaden Andrea, die vindt dat als jongens kunnen koken, meisjes net zo goed kunnen stierenvechten.
Maar waar de kinderen in deel één nog duidelijk hun want uitspreken, komt in het tweede deel hun need pijnlijk aan de oppervlakte. De focus verschuift en de eerste prikken worden uitgedeeld. En net zoals de banderillos hebben ze stevige weerhaken. Al gauw worden de sociale contrasten duidelijk: Michelito draait mee in het glamoureuze prof-circuit, omringd door camera’s, terwijl Joey in haastig ineen getimmerde dorpsringen optreedt. Maar ook dat contrast is maar een middel voor Jordan, een reeks schijnbewegingen die ze inzet om haar eigenlijke onderwerp steeds nauwer in te sluiten.
We zien de alomtegenwoordige vader van Michelito, die hem telkens weer de ring induwt, en de kwetsbare Joey, die zich moederziel alleen aan het omkleden is in een stal, hopend dat zijn mentor op tijd zal zijn voor zijn gevecht. Het zijn pijnlijk scherpe contrasten, die nog pijnlijker worden als de kinderen beginnen te praten. Want dan zijn er plots vooral gelijkenissen.
Dat de droom van Michelito wel eens de droom van zijn vader zou kunnen zijn, of dat de zoon in elk geval de carrière van papa wil afmaken. Dat Joey, wiens vader in de VS is gaan werken, in zijn mentor Ismael een surrogaatvader heeft gevonden, en er alles voor over heeft om die band niet te verliezen. En dat de vastberadenheid van Andrea eigenlijk vooral een opgestoken middenvinger naar haar vader is, die haar moeder in de steek heeft gelaten, en haar, toen zij wou gaan stierenvechten om in het levensonderhoud van het gezin te voorzien, gezegd heeft dat meisjes dat niet kunnen. Ze zal hem eens iets laten zien, hem en ‘alle anderen die niet in mij geloven.’ Maar krijgt dat haar voorbij haar angst voor stieren? Is het wel het kalf dat haar elke keer weer de stuipen op het lijf jaagt, of haar eigen faalangst? De angst niet te voldoen?
Dan haalt Jordan de muleta boven. In de beklemmende laatste tercio wordt duidelijk dat de kinderen eigenlijk helemaal niet tegen de stieren vechten, maar tegen zichzelf. Tegen hun eigen angsten. Dat ze alledrie wanhopig op zoek zijn naar liefde. Van hun vader, die in hen een wonderkind ziet. Van hun mentor, die ze vrezen te verliezen als ze het niet maken. Van hun afwezige vader, die hen niet ziet. Nooit zal zien, als ze niet uitblinken. Die, vaak onterechte, schrijnende puberredeneringen, hun angstvallige gevecht om geliefd, gezien & erkend te worden, en hoe ver ze bereid daarvoor te gaan, is zelden zo helder in beeld gebracht als hier.
Want ook al loopt er af en toe een stier door het beeld, daar gaat deze film eigenlijk over:
the things we do for love.