#thehungergames – why (the girl on) fire is catching
Natuurlijk valt er van alles aan te merken op The Hunger Games – voor de goede orde, ik heb het hier over de trilogie, niet over de film – en ik zal dat zo meteen met veel plezier doen, maar zelfs los van de hype valt het niet te ontkennen:
(the girl on) fire is really catching.
Wie na de eerste twintig bladzijden niet heeft afgehaakt, is hooked voor bijna 1400 pagina’s nachtlectuur. Waarom in hemelsnaam?
De eerste reden is even banaal als waar: Collins schrijft als een trein. The Hunger Games is, in elk geval in de originele Engelse versie, bijzonder aangename lectuur. Geen haperende zinnen, geen goedkope metaforen, geen klunzig of cliché woordgebruik. Wel goed uitgewerkte personages, verrassende wendingen en ijzersterke cliffhangers. Bovendien zit er vaart in het boek, al van in het begin, lang voor de eerste echte actiescenes, alles wordt netjes gesetupt en de backstory van de personages is goed gedoseerd. Tiens, dat klinkt naar een technisch schrijfproces. Niet toevallig, want Suzanne Collins is naast auteur ook scenariste, en dat laat zich voelen. The Hunger Games-trilogie is een perfect voorbeeld van de beproefde Hero’s Journey, een verhaalstructuur die volgens hoogleraar mythologie Joseph Campbell’s in mythes over de hele wereld terugkomt. Dat klopt, en op zich is daar niks mis mee.
Helaas is ergens de misvatting ontstaan dat het wellicht zou lonen de kip en het ei om te keren. Met andere woorden: dat in het minitieus en variatieloos toepassen daarvan een soort geheime formule voor blockbuster-succes verborgen ligt. En dus zijn niet alleen televisiemakers deze structuur bijna dwangmatig gaan opvolgen, wat heeft geleid tot een golf van allesoverheersende formatwriting, waardoor eenzelfde verhaalstructuur zowat alle televisiefictie is gaan bepalen, maar tegenwoordig duikt ze ook steeds vaker op in boeken. Waar het sjabloonmatig inbrengen van dat vast patroon me in de literatuur pur sang grote zorgen baart, omdat ze precies door haar rigide vorm elk vormelijk experiment in de weg staat, en voor een uniformisering en ver-Amerikanisering van de roman zorgt –en daardoor luie lezers kweekt-, werkt ze in dit soort heldenverhalen uitstekend. Dit is dan ook waarlijk a hero’s journey.
En eerlijk is eerlijk, Collins heeft prima werk geleverd. Want mijn eigen scenaristen-oog is hypergevoelig voor dit verhaalmodel; ik ben geen aangenaam gezelschap om een tv-reeks mee te bekijken en verpruts elke crimi door vijf minuten op voorhand de volgende scene aan te kondigen. Door die bril gelezen is The Hunger Games een voorspelbaar boek, met duidelijke pointers en voorspelbare personages, maar nooit in die mate dat het storend wordt. Op een paar net iets te felrood gekleurde vlaggetjes na is elke set-up net duidelijk en toch discreet genoeg om de lezer het gevoel te geven dat hij mee is, misschien zelfs een tikje vooruit denkt, zonder dat de volgende scene getelefoneerd overkomt. Alleen dat het boek niet als trilogie bedoeld was, kan ik bijna niet geloven. Daarvoor past de puzzel, op een paar slordige losse eindjes in deel III na, net iets te perfect.
Dystopie
Ja, Potter is beter. J.K. Rowling weet er vanuit de Europese literaire traditie een extra laag op -of beter gezegd onder, want het is vooral in de subtext dat ze sterker is- te leggen, die haar 7 boeken ver boven het fantasy-genre uittilt. In Harry’s wereld sluimert, naast de weldoordachte maar soms net iets te vet aangezette maatschappelijke paralellen, ook wel eens een echt filosofische gedachte door. De Potter-arena is ook veel dieper uitgewerkt, net als de wereld die Tolkien in de Ring neerzet, met een eigen taal, eigen wetten en wetmatigheden. Al laat Collins zich daarin niet onbetuigd; ook in Panem, haar post-apocalyptische versie van de VS, bloeit een eigen fauna en flora. En een eigen staatsvorm. Geen vrolijke wereld, maar een soort centraal gestuurde plan-economie, een dictatuur/politiestaat waarin een happy 1% zich te buiten gaat aan hyperconsumentisme terwijl de omliggende districten verhongeren. Een parallel die met wat fantasie net zo goed Stalin’s Rusland als de huidige Westerse wereld kan verbeelden.
Toch komt de trilogie als dystopie niet in de buurt van 1984 of Brave New World; daarvoor had de sociale satire een pak scherper mogen/moeten zijn. Wat sociale kritiek betreft, is dit de fastfood-versie. Al is zijn een aantal scenes wel verfrissend direct, zoals het banket met shooters braakmiddel, om te zorgen dat je lang genoeg kan blijven eten om alle spijzen te proeven. Boulemie als gastronomische tendens in een maatschappij waarin kinderen bereid zijn te sterven als gladiator in ruil voor een extra rantsoen graan, dat smaakt toch bitter. Dat dit alles dan ook nog eens life wordt uitgezonden om de bovenklasse te plezieren, maakt extra wrang.
Ook in haar aanval op de reality-tv is Collins niet de eerste of de scherpste; Blackadder-scenarist Ben Elton is haar in zijn hilarische Big Brother-satire Dead Famous al voorgegaan. Realistischer en dus pijnlijker. Maar Collins’ make-over-scènes, de stylings, de Miss America-achtige interviews zijn wel allemaal puur vakwerk. Nochtans ben ik ook hier geen makkelijk publiek; ik heb genoeg reality gemaakt om te weten dat de waanzin van de realiteit hier vaak genoeg de fictie overtreft.
Misschien schuilt daarin wel grotendeels de kracht van het Panem-universum: het is science-fiction, maar het blijft akelig dichtbij. En herkenbaar. Deep down weten we dat veel mistoestanden uit de Capitol niet zo van de pot gerukt zijn als ze lijken. Dat zo’n dingen niet zo heel onmogelijk zijn. Misschien wel gebeuren. Daardoor wordt het hier en daar toch echt pijnlijk.
Real, or not real?
Eén keer gaat Collins’ aanval op TV-land echt het voorspelbare voorbij; als ze in Mockingjay de pijnlijke vraag stelt wat er gebeurt met de helden na de uitzending, als het doek gevallen is. Als de victors weer gewone mensen zijn. Even wordt Finnick een onverwachte bondgenoot van, ik zeg maar wat, Susan Boyle of Choi Sung-Bong, de dakloze jongen die Korea’s got talent won. Sindsdien nog iets van gehoord? Anyone?
Wellicht is Mockingjay –ondanks de vele plotfoutjes en losse eindjes die altijd in het slot naar boven komen- in dat opzicht sowieso het beste boek van de reeks. Hier wordt de satire scherper, bijvoorbeeld in de genadeloze media battle waarmee beide partijen de oorlog proberen te winnen. Wij Europeanen weten natuurlijk al lang beter, maar misschien bekijken een handvol Amerikanen CNN en Al Jazeera vanaf nu ook met andere ogen.
Het enige echte verwijt dat je de trilogie kan maken, is dat ze op een bepaalde manier meedrijft op dezelfde zucht naar bloed en spelen, die ze zo kritisch op de korrel neemt. Want diep in zijn hart zit elke lezer diep in zijn hart te wachten op de volgende arena, de volgende games, de volgende gruwelijke, dodelijke uitvindingen van de gamemakers, de volgende slachtpartij tussen de careers en de vindingrijke niet-getrainde kinderen. Misschien had Collins ons wat vaker een spiegel van onze eigen bloedzucht mogen voorhouden, in plaats van er, zelfs in Mockingjay, aan toe te geven en het hele Capitol in één grote arena te veranderen.
Plagiaat
Nee, het is geen origineel idee om vredelievende mensen tegen hun wil samen in een arena te proppen en hen daar panem et circenses-gewijs voor het amusement van het volk elkaar te laten afslachten. Zelfs een arena vol adolescenten is geen nieuwe vondst; denk maar aan het veel gruwelijkere Japanse Battle Royale en Stephen King’s The Long Walk, over een dodelijke marathon waarin de deelnemers aangedreven door hun eigen hebzucht doorlopen tot ze erbij neervallen. Zelf heb ik een paar jaar geleden een vage draft gemaakt voor een strip-scenario in een soort postwar NY, waar kinderen van tunnelpeople gebruikt werden als jachtwild voor de rijke, verveelde bovenklasse. Een sport die tegelijkertijd een stevig drukkingsmiddel is om de maatschappelijke orde te handhaven, tot de onderklasse in opstand kwam. Sound familiar?
Kortom, het is een thema dat in tientallen verhalen opduikt, van bij de Romeinen tot in talloze strips & manga’s, bedenkelijke B-knokfilms en tientallen computerspellen. Net iets te vaak om nog plagiaat te roepen; het zou best kunnen dat Collins gelijk heeft als ze zegt dat ze nog nooit van Battle Royale had gehoord.
Waarschijnlijker is dat dit gruwelijke concept van georganiseerde gladiatorengevechten of moordpartijen op onschuldig(e kinder)en precies op de grens van onze ultieme nachtmerrie en ons wreedste voyeuristische instinct ligt. En daar bevindt zich wel vaker de sleutel voor een kassucces – alle psychopatenfilms in het thrillergenre drijven op die dualiteit: we vinden het vreselijk, maar we willen het wél zien, in al zijn gruwelijke, bloederige creativiteit. Omdat die angst op een bepaalde manier louterend werkt: het overkomt een ander en niet ons.
Bloody good job
Dat kinderen als ze buiten een sociale structuur geplaatst worden, wreed kunnen zijn voor elkaar, is al uitgebreid beschreven in Lord of the Flies of The Beach; dat ook volwassenen niet veel aanmoediging nodig hebben om elkaar te vermoorden, kan je nagaan in Das experiment.
Maar laat je kinderen een boek lezen over kinderen die kinderen vermoorden? Absoluut. Want daar doet Collins echt een bloody good job – al ligt het er soms iets te dik op, ze slaagt er wel in niet alleen de gruwel van de arena zelf, maar ook de pijnlijke psychologische nasleep ervan in de personages tastbaar te maken. Wie halfweg het eerste boek nog het gevoel heeft dat het cool is om de Games te winnen, denkt daar in boek twee wel anders over en wenst in boek drie dat ‘ie nooit geboren was. Genadeloos ontrafelt Collins de wonden van de winnaars, van de drankzucht van Haymitch tot de gewetensnood van Katniss; ze scheurt haar personages van binnenuit open. Precies dat is een van de dingen die maakt dat The Hunger Games boven het maaiveld uitsteken. What doesn’t kill you, maakt je helemaal niet stronger. Het vreet je op.
Rauw
Maar waarom is dit boek, dat best veel tekortkomingen heeft, nu zo verslavend?
Als er één ding is waarin Collins niet voor J.K.Rowling moet onderdoen, is het in het aanvoelen van de psychologie van haar opgeschoten puberpersonages. Bovendien neemt ze haar jonge lezers serieus; ze houdt hen niet voor idioten. Al slaat ze hier en daar net iets te veel op dezelfde nagel en zijn sommige morele dilemma’s net iets te duidelijk uitgewerkt, in de opbouw van haar personages is het haar ernst. Gedaan met het zwart-wit denken. Welkom in de wondere wereld van de grijstinten.
Een mooi voorbeeld daarvan is (no spoiler) de slotscene. De grote slechterik blijkt au fond absoluut eerlijk te zijn, terwijl de vermeende medestander vooral uitblinkt in hypocrisie. Zelfs in the final battle is er ruimte voor twijfel en nuance, twee bij uitstek anti-Amerikaanse eigenschappen, en dat is absoluut verfrissend. Voor een jeugdboek is The Hunger Games behoorlijk open-minded. Nog een voorbeeld: het gebrek aan medelijden waarmee Katniss reageert op de depressie van haar moeder. Weg suikerglazuur, hallo rauw realisme.
Maar de ware sleutel van het succes van deze reeks is de girl on fire zelf; het is Katniss, die je in het boek trekt en houdt. Om het met Peeta’s woorden te zeggen: ze heeft er geen idee van, wat ze met mensen doet. Hoeveel hypnotische kracht ze heeft.
Tomboy
Want Katniss is een gouden personage. Geen lieverdje, maar een asociaal, onvriendelijk buitenbeetje, een tomboy die er niet bij hoort en niet in past, een kat met scherpe klauwen. Een wild beest dat iedereen wantrouwt. Daarmee schrijft ze zich moeiteloos in in de traditie van vrouwelijke jeugdheldinnen zoals Ronja de Roversdochter en Hasse Simonsdochter. Toevallig of niet ook twee vrouwen met een boog. Twee vrouwen die zichzelf vrijwillig uitleveren om een ander, een geliefde te redden. Met haar natuurkennis en harde kantjes doet ze ook Thura denken, het genadeloze meisje met het Eskimo-bloed uit de Thule-reeks van Thea Beckmann. Harde bolster, blanke pit, maar altijd sterker dan de mannen die naast haar staan.
Of niet? Want tegelijkertijd is ze een heldin die twijfelt, een verzetsheld die de revolutie vreest, een einzelganger die bang is om alleen te zijn. Die zich van tijd tot tijd tegen conformisme en zelfs opportunisme aanschurkt, om daarna nachtenlang wakker te liggen uit wroeging over haar eigen zwaktes, twijfels en vooroordelen.
De tijd die ze krijgt om drie boeken lang te knoeien met relaties, torn between two lovers, is niet alleen eigentijds en herkenbaar, maar ook echt verfrissend. Ze weet het niet. En dat mag. Ook al doet ze daardoor anderen pijn. Want zelfs helden weten niet alles.
Misschien blijft Katniss, net als het hele boek, nog net iets te clean om echt realistisch te zijn. Terwijl rondom haar wordt gemoord en gemarteld, komt ze er zelf met relatief schone handen vanaf. Net zoals in veel tv-reeksen, met Breaking Bad als welkome uitzondering – en zelfs Walt moordt maar 1 keer, de andere keren heeft hij geluk, en is het ook bij hem a matter of survival-, schijnen we ons niet te kunnen bevrijden van de dwang van de clean hero. Maar dit is geen Dostojevski, dus misschien geeft het niet.
Jammer genoeg blijven haar twee love-interests een beetje eendimensionaal; Peeta is zo goedhartig als de cheesebuns die hij bakt –je gelooft geen seconde dat hij haar iets gaat aandoen- en van Gale voel je al in de eerste minuut aan waar de jachtlaars uiteindelijk zal knellen. Maar Katniss maakt dat, precies dankzij haar morele dualiteit, ruimschoots goed. De voor haar bedachte slogan vat het perfect samen: “they’ll either want to kill you, kiss you or be you.” En dat voor een meisje dat in een van haar openingszinnen tegen dat kat van haar zusje zegt dat het haar spijt dat ze hem niet verzopen heeft toen ze de kans had.
Morphling
Zijn de Hunger Games grootse literatuur? Niet in de zin dat ze je als lezer voorbereiden op Proust of Musil, nee. Maar feit is wel dat ik er drie nachten voor doorgelezen heb, en dat de wereld die 72 uur alleen maar rond Katniss Everdeen draaide. Als morphling-effect kan dat tellen. Misschien is de plot hier soms een tikje te obvious; wie een beetje leeservaring heeft, voelt de ontknoping van ver aankomen, zowel in de love line als op het slagveld. Maar dan nog verdient Collins daarvoor eerder krediet dan kritiek; positief bekeken zou je ook kunnen zeggen dat de dramatische finale dus organisch voortvloeit uit de verhaallijnen en de personages die al van in de openingsscène zijn aangezet.
Dus als deze trilogie jongeren aan het lezen kan krijgen, kan ik dat alleen maar toejuichen. En als en passent ook nog een hoop volwassen mee op de trein springen, des te beter. Misschien kan deze perfecte hero’s journey hen toch weer de weg tonen van de tv naar het boek, en wie gaat er links en rechts zelfs iemand door nadenken. Over de macht van de media. Power politics. Clusterbommen. Een levend schild van kinderen die opgeblazen worden voor het grotere goed.
Al dat soort dingen die op het nieuws verder van ons bed lijken dat in het fictieve universum van Panem, waar ze personages bedreigen die ons nauwer aan het hart liggen dan, ik zeg maar wat, Afghanen en Irakezen. Toch?