van #vorst #verdeling en #verzoening – deel II
Gisteren drukte ik mijn stille hoop uit dat De Wever de koning een idioot zou noemen. Ik nooit durven denken dat hij het nog bonter zou maken dan dat. En dat hij ook deze situatie weer in zijn voordeel om zou buigen. Onwaarschijnlijk, vind ik het. Als het niet zo triest zou zijn, zou ik het zelfs bewonderenswaardig vinden. Wat taal vermag.
De Koning verdeelt het land, zei De Wever. Terwijl hij zou moeten verzoenen.
Dat klinkt inderdaad geweldig, en ik ben de eerste die weet dat je in taal alles kan verpakken. Maar goed verpakte bullshit is nog steeds bullshit. Het is weliswaar geen reductio ad hitlerum maar net zo zeer een logisch-rethorisch truukje, dat BDW hier toepast. Woordengegoochel.
Terzijde: dat klonk chique, die reductio ad hitlerum in uw opiniestuk in de krant. Handig ook, want zo haalt u en passent de waarde van het woord Hitler onderuit, door het in die afgeleide betekenis te plaatsen. Het was een vergezocht, maar mooi bruggetje naar de Koningskwestie, waar u eigenlijk sowieso bij wou uitkomen, zowel in uw stuk als in de realiteit, vermoed ik, om van daaruit aan te sturen op de inperking van de bevoegdheden van de koning in uw slotconclusies. Een beetje speechschrijver ziet die opbouw van ver aankomen. Een beetje staatsman hopelijk ook, heren partijvoorzitters?
BDW speelt met de waarde van de woorden verdelen & verzoenen, om ze vervolgens, met de handigheid van een goochelaar, als niemand kijkt van inhoud te verwisselen. En wel ongeveer zo: BDW wil (al dan niet letterlijk) het land verdelen, en is dus eigenlijk de verdeler. De koning waarschuwt tegen verdeling (niet eens tegen de verdeler), wat op zich eigenlijk een oproep tot verzoening is. Want verdelen is het tegengestelde van verzoenen, en vragen te stoppen met verdelen is dus per definitie verzoenen. Maar dat is buiten de hoge hoed van BDW gerekend, die even voorbij gaat aan het feit dat hij de initiële verdeler is, en zegt dat de koning, door op het gevaar van verdeling te wijzen, het land verdeelt – weliswaar in initiële verdelers en initiële verzoeners, maar dat laten we even buiten beschouwing; we focussen plots op het werkwoord: wie waarschuwt tegen iets, plaats dat apart en verdeelt de dingen dus in twee groepen. Hocus Pocus Pats. Opnieuw substantiveren, en de redenering is rond: plots is de koning de verdeler, en BDW, zoals altijd, het slachtoffer, dat voor verzoening pleit.
Een prachtige wisseltruc, maar eigenlijk een drogredenering. Niemand kan verzoenen wat niet verzoend wil worden. Wie zich verzoenend opstelt tegenover wie verdeelt, en dus impliciet dat verdelen goedkeurt, verdeelt. Maar dat ziet niemand meer. Want de koning verdeelt klinkt zo veel beter.
De koning verdeelt het land, liet BDW dus optekenen.
Het ging erin als zoete koek. Vijf pagina’s kreeg de Grote Roerganger, om zijn diverse discussies, allen zelfgestart, toe te lichten. En van de andere partijen geen woord. Allen doofstom. Geen mening meer, heren voorzitters?
Het zou nochtans de verzoening ten goede komen, als een of andere politieke partij, of beter nog, een paar partijen samen de nood aan gemeenschapsgevoel, of met een tegenwoordig zo beladen woord, sociale solidariteit, eens in de verf zouden zetten. Als contrast, naast al deze verdeling. Of in het kader van de gestegen armoede, om maar iets te zeggen.
Misschien moet daar mijn laatste blog van dit jaar maar over gaan. Want die solidariteit, dat elementaire burgerschap, is tenslotte, veel meer dat welke regionale identiteit ook, het draagvlak van dit land. Of niet?