zoek de 7 gelijkenissen – Walter White #BreakingBad
Onder het motto ‘Geen grotere helden dan zij die elke week in de huiskamer komen’ vroeg #KnackFocus zeven schrijvers naar het tv-personage dat hen het meest inspireert, amuseert of irriteert.
Het was een moeilijke keuze tussen het gevatte cynisme van Anna uit This Life, de weelderige boezem van Xena en de stugge sociale onhandigheid van Saga Noren, maar je alter ego kies je niet – dus graag willen of niet, uiteindelijk bleef mijn blik in de TV-scherm-spiegel hangen bij een absolute anti-held:
meet Walter White – the worst possible me.
GILLIGANS KAT
Een kat zit in een doos, samen met een radioactieve stof, een flesje gif en een hamer. Vervalt een atoom van de stof binnen het uur, dan doet een geigerteller de hamer op het flesje vallen, komt het gif vrij en sterft de kat. Vervalt het niet, blijft de kat leven. Dat experiment, bekend als de kat van Schrödinger, had een proloog van Breaking Bad kunnen zijn, de Amerikaanse topserie die om een al even absurd gedachte-experiment draait: de sullige scheikundeleraar Walter White krijgt te horen dat hij terminale kanker heeft, ontpopt zich tot een meedogenloze drugsbaron en komt daar probleemloos mee weg. Of toch niet?
Kwatongen beweren dat ik een mooiprater ben. Waarmee ze niet (alleen) bedoelen dat ik me zelfs met mijn broek op mijn enkels uit zowat elke situatie kan lullen, maar ook dat ik iedereen, mezelf inbegrepen, zowat elk (im)moreel principe verkocht krijg. In Walt heb ik mijn meerdere ontmoet; hij is ontegensprekelijk the worst possible me. Hij heeft niet alleen een zeldzaam talent voor human chess, maar slaagt erin om elke zet die tot zijn doel leidt voor zichzelf goed te praten, hoeveel pionnen er daarbij ook geofferd moeten worden. Ethiek is een kwestie van het goed te kunnen uitleggen.
Nochtans heeft Walt, net als ik, het nodige katholieke schuldgevoel. Het strekt zich zelfs uit tot situaties waarvoor hij niet rechtstreeks verantwoordelijk is, zoals een vliegtuigramp met tientallen slachtoffers. Maar altijd weer slaagt hij erin dat ongemakkelijke gevoel weg te rationaliseren. En als de rationele argumenten op zijn, heeft hij nog altijd één voordeel dat ik niet heb: hij is Amerikaan. Dus precies zoals de Amerikanen elke oorlog rechtvaardigen met blind patriottisme, grijpt Walt in uiterste nood terug naar zijn eigen dogma: ‘Alles wat ik gedaan heb, deed ik voor mijn gezin.’ Dat rechtvaardigt alles, zelfs moord.
Want hoe dieper Walt wegzinkt in de spiraal van misdaad en geweld die hij zelf in gang heeft gezet, hoe meer hij last krijgt van tunnelvisie. Hij blijft als een gek naar het lichtpuntje aan het einde van de tunnel rennen, blind voor het gigantische exit-neonlicht achter zijn rug. Hoe heftiger hij probeert het oorspronkelijke evenwicht te herstellen, hoe meer hij zichzelf klemrijdt. In die zin is hij een typische tragische held, die pijnlijk efficiënt zijn eigen ondergang bewerkstelligt.
Maar is hij überhaupt wel een held? Alvast niet in het eerste onvergetelijke beeld dat we van hem zien: een pathetische loser in een uitgelebberde witte onderbroek met een snor die zelfs een goedbetaalde escort de benen zou doen sluiten. Maar tussen het elastiek van die bompaslip zit wel een pistool, en als hij zich even later ontpopt tot drugsbaron-met-ballen, wordt hij heel even bijna sexy. Gelukkig gaat het zero-to-hero-cliché even snel genadeloos onderuit, als zijn kanker hem in de steek laat en hij – tot zijn grote frustratie – zijn eigen geplande sterfdatum overleeft. Prompt wordt hij een ‘overtollige held’ die Dostojevskigewijs door zijn eigen kleine kantjes wordt ingehaald. En hij heeft er nogal wat. Zijn intellectuele ijdelheid. Zijn miskend-geniecomplex. Zijn zelfmedelijden, waar hij zich eindeloos in kan wentelen, zoals in de meesterlijke Fly-episode, eigenlijk één groot hemeltergend lamento van Walt, terwijl hij met zijn sidekick Jesse 50 minuten lang zonder enig nut op een vlieg jaagt. Alle begrip, zulke dagen heb ik ook.
Nee, Walt is geen held. Geleidelijk aan verandert hij zelfs in een manipulatieve, ijskoude klootzak, die iedereen genadeloos meesleept in zijn val. Bedenker Vince Gilligan gaat beangstigend ver in het kapotmaken van zijn held, verder dan ik ooit al in een tv-reeks heb gezien. Halfweg seizoen 4 is Walt geen antiheld meer, maar bijna een hardcore slechterik. Met elke keuze die hij maakt, rijdt hij niet alleen zichzelf dieper de vernieling in, maar verspeelt hij ook alle empathie van de kijker. En dat maakt deze reeks uniek. Je hoofdpersonage zoiets aandoen is in Vlaanderen, waar kijkersempathie de enige zaligmakende religie is, ondenkbaar.
Zit er nog een catharsis in voor hem? Ik betwijfel het. Maar hoewel ik als scenarist het verloop van vrijwel elke serie tot op de minuut kan voorspellen, zit ik er bij Breaking Bad altijd naast. Walt kan nog alle kanten op, al zijn de omstandigheden waarin hij zich bevindt even belabberd als die van Schrödingers kat. Ook zijn leven staat op het spel, elke aflevering weer. Dus tot we naar de finale kijken, is hij tegelijkertijd de beste en de slechtste mens die hij kan zijn. Net zoals de kat dood en ondood tegelijk is. Pas als iemand in de doos kijkt, neemt ze een definitieve toestand aan. Het is onze waarneming die haar lot bepaalt. Televisie is wellicht het enige universum waarin dat letterlijk geldt: ons kijkgedrag beïnvloedt wel degelijk het verloop van een reeks.Er is maar één manier om te ontdekken hoe het afloopt met ‘Gilligans kat’: blijven kijken. Meer nog, het is precies doordat we kijken dat Walt zijn uiteindelijke definitieve staat zal bereiken. Alive or dead. Good or bad.
Bovenstaand stuk is verschenen in #Knack op 08/8/2012
De pdf-versie kan je hier nalezen.